Het KB re-integratie bepaalt dat zowel de werknemer, de werkgever, de behandelende arts als het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) een re-integratietraject kunnen opstarten. In het geval van de werkgever kan dat pas na vier maanden ziekte. Mensura Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk maakt alvast een eerste balans op.
Eerste kwartaalcijfers
Mensura behandelde in het eerste kwartaal zo’n 500-tal re-integratietrajecten. In 69 procent van de gevallen was het de werknemer die het initiatief nam. In 1 op de 5 gevallen initieerde de werkgever de re-integratie. Het RIZIV tekent voor 9 procent van de cases.
De meeste aanvragen gebeurden in bedrijven van categorie C- (minder dan 200 werknemers met een preventieadviseur die een basisopleiding of geen vorming genoot) en D (minder dan 20 werknemers, de zaakvoerder is de interne preventieadviseur).
Zowel in categorieën C-, D als B (tussen de 20 en de 999 werknemers, afhankelijk van de risicoklasse) is het in 2 op de 3 gevallen de werknemer die initieert. Enkel in categorie A (van 50 tot meer dan 1000 werknemers, afhankelijk van de risicoklasse) wijken de cijfers af. Daar is in bijna 4 op de 5 gevallen (79 procent) de werknemer de aanvrager, in slechts 9 procent van de gevallen is dat de werkgever.
Definitief arbeidsongeschikt
Van het totale aantal doorlopen trajecten blijkt een groot deel (73 procent) te leiden tot de beslissing ‘definitief arbeidsongeschikt’ voor het overeengekomen werk, zonder de mogelijkheid om ander of aangepast werk uit te voeren bij dezelfde werkgever.
In 14 procent luidt de uitspraak ook definitief arbeidsongeschikt voor het overeengekomen werk, maar is ander of aangepast werk wel nog een optie. In 7 procent is re-integratie opstarten om medische redenen niet opportuun.
Tijdelijke arbeidsongeschiktheid blijft minimaal: zowel met als zonder de mogelijkheid tot tussentijds ander of aangepast werk, ligt ongeveer op 3 procent.
Opmerkelijke tendensen
Deze cijfers liggen in de lijn van de bevindingen die CoPrev, de vereniging van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, vrijgaf. Uiteraard is het op deze korte termijn en met het huidige aantal doorlopen trajecten voorbarig om grote conclusies te trekken. Ons land telt immers 392.000 langdurig zieken. Er zijn wel al enkele opmerkelijke tendensen.
Dat bijna 3 op de 4 trajecten leidt tot definitieve arbeidsongeschiktheid om het overeengekomen werk uit te voeren, zonder kans op alternatief werk bij dezelfde werkgever, stemt tot nadenken. Om de re-integratie-inspanningen succesvol te laten zijn, moeten arbeidsgeneesheren in overleg met werkgevers creatief naar oplossingen kijken. Definitieve ongeschiktheid moet een laatste optie zijn.
Tegelijk hoeft dit niet noodzakelijk slecht te zijn. In het geval van definitieve ongeschiktheid bij dezelfde werkgever kunnen de mutualiteiten een traject van socio-economische re-integratie opstarten. Via loopbaanbegeleiding wordt dan gezocht naar een geschikte werkplaats voor de werknemer.
Bron: Mensura (mensura.be)