Het was wettelijk bepaald dat elke Belgische organisatie 1,9 procent van de loonmassa moest besteden aan opleidingen, te rapporteren via de sociale balans. Van die maatregel heeft federaal minister van Werk Kris Peeters in de wet Wendbaar en Werkbaar Werk de regels verscherpt: Belgische bedrijven zullen gemiddeld twee opleidingsdagen per werknemer per jaar moeten geven. Op termijn is het de bedoeling om vijf vormingsdagen gemiddeld per werknemer aan te bieden.
Wanneer de CEO’s de voorbije zomer gevraagd werd naar de opleiding van hun personeel, antwoordde 75 procent dat ze een opleidingsbudget hebben. Bij 25 procent van de werkgevers krijgt opleiding echter nog te weinig aandacht. Zij voorzien dit niet, hetgeen niet betekent dat werknemers totaal geen opleiding krijgen, maar wel dat hier geen specifiek budget is voor uitgetrokken. Zo blijkt uit een recente bevraging van HR-dienstengroep Acerta bij 469 CEO’s en directieleden.
Bijna de helft erkent het belang
Het belang van opleidingen is bekend: werknemers ervaren het als een investering in hen als medewerker, als een waardering door hun werkgever. En ook de werkgevers zijn zich ervan bewust dat opleiding nodig is. 48 procent van de CEO’s zegt zelf dat ze opleiding van hun personeel nodig vinden.
Uit meer gerichte vragen naar hun wensen voor de toekomst van hun medewerkers, blijkt ook hoe belangrijk CEO’s het vinden dat de medewerkers hun job kunnen blijven doen en die ook graag blijven doen. 25 procent verwacht immers dat de huidige kennis en vaardigheden van hun personeel binnen 3 tot 5 jaar verouderd zullen zijn.
Opleidingsbudget in de aandacht
Opleiding geven draagt eveneens bij aan de retentie van goede medewerkers. Maar ook hier hebben werkgevers nog stappen te zetten, willen ze tegemoetkomen aan de nieuwe richtlijnen uit de Wet-Peeters. Uit een eerdere bevraging door Acerta bij werknemers bleek vorig jaar al dat 43 procent van hen niet op de hoogte is van enig wettelijk voorzien opleidingsbudget. Wat extra promotie van het opleidingsbudget door de directie is dus vaak aan de orde.
In 25 procent van de gevallen beslist de leidinggevende alleen over de opleidingen die de bedienden zouden volgen, en in bijna 70 procent van de gevallen wordt deze beslissing genomen in overleg tussen bediende en leidinggevende. Een eerste vereiste is dus dat de leidinggevende de mogelijkheden ook op tafel legt. Bij arbeiders zie je meer spreiding: bijna 1 op de 3 beslist zelf over de te volgen opleiding.
Bron: Acerta (acerta.be)