Afstand van het recht zich te beroepen op het onmiddellijk ontslag: arbeidsovereenkomst blijft verder bestaan

In dit geval had de werkgever met een niet-aangetekende brief van 13 maart 2015, door de werkneemster ondertekend, de arbeidsovereenkomst beëindigd met een opzeggingstermijn van zes weken. De opzegging was dus absoluut nietig. De werkneemster bleef echter verder werken tot en met 26 april 2015. Met een brief van 14 juli 2015 stelde de vakbond van de werkneemster vast dat de haar betekende opzegging nietig was omdat deze niet aangetekend werd verzonden. Hij vorderde de betaling van onder meer een opzeggingsvergoeding gelijk aan zes weken loon.

Onmiddellijke beëindiging?

In zijn arrest bevestigde het Arbeidshof van Brussel vooreerst de vaststaande Cassatierechtspraak dat aanvaard moet worden dat de nietigheid van de opzegging wegens niet naleving van het voorschrift van de Arbeidsovereenkomstenwet de geldigheid van het ontslag niet aantast. Bijkomend geldt dat wanneer het ontslag gepaard gaat met een nietige opzegging, er geen geldig uitgedrukte opzeggingstermijn voorhanden is. Daardoor wordt de arbeidsovereenkomst in principe onmiddellijk beëindigd, ook wanneer de ontslagbrief een latere datum vermeldt.

Het Arbeidshof stelde voorts dat wanneer een werkneemster een absoluut nietige opzegging heeft ontvangen, zij deze nietigheid uiteraard niet kan dekken. Wel kan de werkneemster afstand doen van haar recht zich te beroepen op het onmiddellijk ontslag ten gevolge van de absoluut nietige opzegging. Het Arbeidshof is immers van mening dat wanneer een partij die een onmiddellijk ontslag kan inroepen en dit niet doet, maar daarentegen voortgaat met het leveren of doen leveren van arbeidsprestaties, dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een afstand van het recht het onmiddellijk ontslag in te roepen. In dergelijk geval is minstens de stilzwijgende wil aanwezig om de arbeidsovereenkomst verder te laten bestaan. Dit past volgens het Arbeidshof in een verbintenissenrecht dat geëvolueerd is van een zuivere wilsleer naar een wilsvertrouwensleer. De werkgever mag er in dergelijke situatie van voortgezette arbeidsprestaties rechtmatig op vertrouwen dat de werknemer het onmiddellijk ontslag niet meer inroept.

Doordat de werkneemster zich niet binnen een redelijke termijn op het onmiddellijk ontslag ten gevolge van de absoluut nietige opzegging heeft beroepen – zij is gedurende zes weken blijven doorwerken – oordeelde het Arbeidshof dan ook dat zij geacht moet worden effectief afstand te hebben gedaan van het recht zich hierop te beroepen.

Arbeidsovereenkomst blijft bestaan tot nieuwe beëindiging

Toch oordeelde het Arbeidshof dat de werkgever alsnog een opzeggingsvergoeding verschuldigd was aan de werkneemster. Indien afstand wordt gedaan van het recht het onmiddellijk ontslag in te roepen, is het gevolg hiervan dat de arbeidsovereenkomst zal voortduren tot op het ogenblik dat er een andere beëindigingshandeling plaatsvindt. Naar het oordeel van het Arbeidshof heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst onregelmatig beëindigd op 26 april 2015. Hij had immers op een op 7 mei 2015 afgeleverd werkloosheidsbewijs C4 vermeld dat de opzegging werd gegeven door de werkgever met aangetekende brief van 13 maart 2015 en maakte ook melding van het feit dat de tewerkstelling werd beëindigd op 26 april 2015. Het bewijs van het ontslag blijkt uit de vermeldingen die voorkomen op het door de werkgever ingevulde werkloosheidsformulier C4. Het Arbeidshof voegde hieraan toe dat de discussie tussen partijen over het feit dat de werkneemster zich na 26 april 2015 niet meer heeft aangeboden op de zetel van de werkgever niet relevant is, aangezien vastgesteld werd dat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster op initiatief van de werkgever op 26 april 2015 een einde had genomen. Concreet komt dit er dus op neer dat wanneer de werkgever later een werkloosheidsattest C4 aan de werkneemster afgeeft, hij eenzijdig en onrechtmatig de arbeidsovereenkomst beëindigt en hij een opzeggingsvergoeding is verschuldigd.

Toch opzeggingsvergoeding

Vermits de arbeidsovereenkomst op 26 april 2015 een einde heeft genomen op initiatief van de werkgever, zonder dringende reden en zonder naleving van een opzeggingstermijn, veroordeelde het Arbeidshof de werkgever, net zoals in eerste aanleg, tot de betaling van het saldo van de opzeggingsvergoeding. Het Arbeidshof stelde bovendien dat de werkgever in dit verband ten onrechte argumenteerde dat op de verschuldigde opzeggingsvergoeding het loon in mindering diende te worden gebracht dat de werkneemster verdiende tussen het ogenblik van de kennisgeving van de nietige opzegging en het effectieve einde van de arbeidsovereenkomst. Volgens het Arbeidshof kan bij een absoluut nietige opzegging de opzeggingsvergoeding per slot van rekening gecumuleerd worden met het loon dat betaald werd tijdens de gepresteerde nietige opzeggingstermijn.

Arbh. Brussel, 26 januari 2018, AR 2016/AB/1010

Sofie Vitse
Advocaat-medewerkster
Claeys & Engels

(Senior) Tax & Legal Consultant

Acerta Consult

Talent Acquisition Specialist

UZ Brussel

Payroll Advisor Corporate

Acerta

Recruiter

Gemeente Puurs-Sint-Amands

Aanmelden

Als lid van HR Square hebt u ook de mogelijkheid de digitale versie alsook de archieven van het tijdschrift te raadplegen via onze website.

Ben jij klaar om helemaal mee te zijn in de wereld van HR? HR Square Nieuwsbrief brengt je tweewekelijks een overzicht van de belangrijkste feiten, trends en gebeurtenissen in HR-land.

Bovendien krijg je een handige lijst van must-attend HR-events, zodat je niets hoeft te missen.

Gratis in je mailbox. Het enige wat je hoeft te doen is je registreren!