Aangezien het ging om een ‘beschermd werknemer’ – die enkel kan worden ontslagen na het volgen van een voorafgaande ontslagprocedure voor de arbeidsrechtbank – werden er nadien onderhandelingen gevoerd over de verschuldigde vergoedingen. De werknemer werd tijdens deze onderhandelingen bijgestaan door de secretaris van zijn vakbond. De onderhandelingen duurden ruim een maand, maar uiteindelijk werd een akkoord bereikt. De werkgever verbond er zich toe om onder andere een fikse beschermingsvergoeding (ruim 180.000 euro bruto) te betalen. Het akkoord werd bevestigd in een dadingsovereenkomst met de gebruikelijke afstandsclausules. Hiermee was de kous af, dacht de werkgever…
Vordering ná dadingsovereenkomst
Enkele maanden later verklaarde het arbeidshof de vordering van de werknemer tot betaling van achterstallig loon gegrond. De werknemer vond dat hij dus nog recht had op een bijkomende vergoeding van ruim 28.000 euro, zoals bepaald in het arrest van het arbeidshof. De werkgever weigerde deze vergoeding te betalen, omdat de werknemer afstand had gedaan van alle vorderingen in de dadingsovereenkomst. Volgens de werkgever waren de vergoedingen in de dading duidelijk overeengekomen tot slot van alle rekeningen, zodat alle geschillen tussen de partijen hiermee waren geregeld.
De werknemer beweerde dat de dading enkel betrekking had op het geschil naar aanleiding van zijn ontslag. Volgens hem bleef zijn vordering tot betaling van achterstallig loon hierdoor ongemoeid. Verder beweerde de werknemer dat de afstandsclausules in de dading ‘klassieke clausules’ zijn, die niets meer zijn dan loutere ‘stijlclausules’.
Alle toegevingen (niet) opsommen
Al deze betwistingen waren voer voor een nieuwe procedure, die uiteindelijk door het arbeidshof te Brussel werd beslecht. Het arbeidshof onderzocht eerst het voorwerp van de dading: valt de discussie over het achterstallig loon al dan niet onder de toepassing van de dadingsovereenkomst? Nadien onderzocht het hof de betekenis en de draagwijdte van de afstandclausules.
Het arbeidshof achtte het niet geloofwaardig dat de dading alleen betrekking zou hebben op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het hof vroeg zich af waarover de partijen zolang hadden onderhandeld als de volledige beschermingsvergoeding toch werd betaald, samen met nog enkele belangrijke bijkomende vergoedingen. Ook de bewering dat de afstandclausules niet meer zijn dan ‘stijlclausules’, werd niet gevolgd. Het is niet omdat dergelijke clausules altijd voorkomen in een dading, dat ze geen betekenis zouden hebben.
Het arbeidshof merkte op dat de werknemer de dading had ondertekend en dat hij niet onwetend kon zijn geweest over de betekenis van de clausules, aangezien hij werd bijgestaan door zijn vakbond. Het arbeidshof verduidelijkte ook dat het niet nodig is om alle toegevingen van de partijen op te sommen in de overeenkomst, al had dit wellicht de nieuwe procedure kunnen vermijden.
Belangrijke lessen
Dit arrest leert de werkgever een aantal belangrijke lessen:
Arbeidshof Brussel (3de k.) 18 maart 2008, onuitgeg., A.R. Nr. 49.689