In de nieuwe editie van haar jaarlijkse ‘World Employment and Social Outlook’ wijst de International Labour Organization (ILO) er onder meer op dat het ‘gewone’ voltijdse, vaste arbeidscontract helemaal niet zo ‘gewoon’ en vanzelfsprekend is. De ondertitel luidt trouwens niet toevallig ‘The Changing Nature of Jobs’.
Alleen in de ‘oude’ industrielanden is het voltijdse, vaste arbeidscontract nog de regel. België scoort hierin zeer hoog met 75,6% vaste contracten. Alleen de Scandinavische landen, Duitsland en – verrassend op de eerste plaats – de Verenigde Staten hebben nog meer vaste contracten. In de VS is dat zelfs het geval voor 87% van de werknemers.
Toch waarschuwt de ILO dat de klassieke arbeidsovereenkomst ook in het Westen onder druk staat. Er wordt onder meer verwezen naar de mini-jobs in Duitsland en diverse vormen van oproepcontracten of ‘zero hour’-contracten, waarbij de werknemer weliswaar een contract heeft, maar dan één dat bepaalt dat hij moet beschikbaar zijn, zonder te weten hoeveel uren per week of per maand hij opgeroepen zal worden. Het loon kan dan ook enorme sprongen maken, van bitter weinig tot plotse pieken (al voegen critici eraan toe dat deze contracten doorgaans alleen gesloten worden om louter zeer korte pieken te dekken, zodat de lonen doorgaans erg schamel blijven).
In de groeilanden en ontwikkelingslanden is het klassieke arbeidscontract slechts weggelegd voor een bijzonder klein deel van de arbeidspopulatie. In India gaat het om nog geen 6%, in China om 8,5%. Het Europese Griekenland doet het met zijn 47% ook niet bepaald goed. Zo komt het wereldwijde gemiddelde op 26,4% van de werknemers met een traditioneel arbeidscontract.
Bron: International Labour Organization (ilo.org), De Standaard (standaard.be)