Strijd tegen schijnzelfstandigheid: let op het contract Wanneer is iemand (schijn)zelfstandige? Vier criteria geven de doorslag: de wil van de partijen, de organisatie van de arbeidstijd, de organisatie van het werk en de hiërarchische controle. De problematiek van de schijnzelfstandigheid staat nog altijd in de schijnwerpers. De arbeidsrechtbanken en -hoven moeten zich dan ook regelmatig buigen over deze problematiek. Zo diende het arbeidshof van Brussel zich onlangs nog uit te spreken over een zaak waarin de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) een zelfstandige samenwerking in vraag stelde. Naar aanleiding van dit dispuut, zette het arbeidshof de principes op het gebied van schijnzelfstandigheid duidelijk op een rijtje. ‘Wilsautonomie’ Het arbeidshof verduidelijkt in eerste instantie dat de ‘wilsautonomie’ van de partijen het uitgangspunt blijft. Dit wil zeggen dat de partijen in principe vrij zijn in de keuze van hun samenwerkingsvorm: een samenwerking op zelfstandige basis of in dienstverband (met een arbeidsovereenkomst). In...