Dankzij de talloze dubbelbelastingverdragen die staten hebben afgesloten, wordt een dubbele belastingheffing doorgaans vermeden omdat één enkele heffingsbevoegde staat wordt aangewezen. In afwijking van de toepasselijke bepalingen inzake werknemersbezoldigingen (‘de 183-dagen regel’) en inkomsten voor zelfstandige activiteiten (‘vaste basis’) waar de fysieke aanwezigheid een belangrijk aanknopingspunt is om de heffingsbevoegde staat aan te wijzen, wordt de heffingsbevoegdheid van bestuurdersbezoldigingen doorgaans toegewezen aan de staat waarin de vennootschap gelegen is waarin het mandaat wordt uitgeoefend, zonder enige vereiste van fysieke aanwezigheid. In de heffingsbevoegde staat worden deze bezoldigingen vervolgens belast op basis van de interne fiscale regelgeving.De mogelijkheid van belastbaarheid van inkomen in een andere staat, zonder dat de persoon daar fysiek aanwezig moet zijn, is - zeker voor Belgisch fiscaal rijksinwoners - aanlokkelijk. Niet zelden verliest men jammer genoeg de (potentiële) sociaal zekerheidsrechtelijke impact hiervan uit het oog. Dat heeft soms bijzonder verregaande (financiële) gevolgen, zowel voor de betrokken persoon,...