De auteur vertelt het als volgt: “In 1989 diende de aha-erlebnis zich aan: zou het kunnen dat een kind niet creatief wordt door met Lego te spelen, maar er graag mee speelt omdat het eigenlijk al creatief is? Ik bedacht het volgende: als er ‘iets’ creatiefs in dat kind zit wat eruit wil, past dat wellicht bij zijn aard, zijn talent(en) en bij zijn intrinsieke motivatie. En dus vindt hij het uit zichzelf leuk om met dergelijk speelgoed te spelen of om creatieve dingen te doen.” Vanaf dat moment was geen enkele geïnterviewde binnen Krekels’ studie- en selectiebureau (en andere professionele activiteiten) nog veilig: telkens weer, ontelbare keren, checkte zij haar hypothese. Iedereen werd gevraagd te vertellen over zijn favoriete kinderspel en kreeg bijkomende gerichte vragen. Op basis van dat volgehouden verzamelwerk en gebruikmakend van inzichten uit wetenschappelijke onderzoeken en theorieën, werkte de auteur het concept ‘KernTalenten’ uit. Die kerntalenten...