‘Employability’ én ‘enjoyability’ Geen wonder dus dat het op alle beleidsechelons alle hens aan dek is om niet enkel de werkgelegenheid te behouden, maar ook de jobcreatie aan te moedigen. ‘Werk, Werk, Werk’ (W3) is opnieuw het credo. Terecht! Toch mogen we geen ‘blinde’ verhoging van de werkzaamheidsgraad nastreven. Enkel de nadruk leggen op een kwantitatieve werkgelegenheidsgroei maakt ons bij elke economische shock bijzonder kwetsbaar. Dat wordt vandaag nog maar eens bewezen. Daarom moeten we tegelijkertijd oog hebben voor een kwalitatieve werkgelegenheidsgroei: de werkzaamheidsgraad (hoeveel mensen zijn er aan het werk?) en de werkbaarheidsgraad (hoe goed zijn ze aan het werk?) zijn Siamese tweelingen in het arbeidsmarkt- en HR-beleid van de toekomst. Ik noem het ook wel eens de combinatie van ‘employability’ met ‘enjoyability’. Langere loopbanen voor méér werkenden zijn maar haalbaar als het ook om andere loopbanen gaat. Dit betekent investeren in de voortdurende competentie-ontwikkeling van medewerkers, meer vormingsinspanningen...