Op 10 maart 2017 werd een werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen met de betaling van een opzeggingsvergoeding. De werknemer meende aanspraak te kunnen maken op een pro rata bonus en vroeg aan de werkgever hem het bedrag mee te delen.Volgens een gebruik in de onderneming moeten de werknemers echter in dienst zijn op het einde van het financiële jaar (dat liep van 1 april tot 31 maart van het daaropvolgende jaar) om aanspraak te kunnen maken op een bonus. Gelet op de datum van het ontslag voldeed de werknemer volgens de werkgever niet aan deze voorwaarde en had hij bijgevolg geen recht op een pro rata bonus.De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van deze aanwezigheidsvoorwaarde, maar werd hierin niet gevolgd door de arbeidsrechtbank.In eerste instantie oordeelde de arbeidsrechtbank dat de aanwezigheidsvoorwaarde niet strijdig is met de Loonbeschermingswet. Artikel 3 van deze wet bepaalt dat de werkgever de vrijheid van de werknemer...