Het arbeidshof te Antwerpen sprak zich uit over een vordering tot betaling van een aanvullende opzegvergoeding van een handelsvertegenwoordiger. Deze merkte op dat er, bij het bepalen van de opzegvergoeding, ten onrechte rekening werd gehouden met de periode van zijn tewerkstelling bij zijn laatste werkgever.
De handelsvertegenwoordiger is op 1 januari 2000 in dienst getreden van een eerste werkgever. Deze arbeidsovereenkomst werd op 30 september 2000 beëindigd in onderling akkoord, waarna de werknemer, op 1 oktober 2000, in dienst trad (in dezelfde functie) van een tweede vennootschap/werkgever. Deze arbeidsovereenkomst werd vervolgens opnieuw beëindigd en vervangen door een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, waarbij de werknemer, in het kader van dezelfde functie, werd tewerkgesteld door een nieuwe werkgever.
Gelet op de hoogte van het bruto jaarloon, diende de opzegvergoeding voor de handelsvertegenwoordiger te worden bepaald, hetzij in onderling akkoord, hetzij door de rechter. Daarbij houdt de rechter rekening met de kans om een gelijkwaardige betrekking te vinden, gelet op de anciënniteit, leeftijd, functie en het jaarloon van de werknemer.
Voor het bepalen van de anciënniteit moet rekening worden gehouden met de ononderbroken dienstperiode bij ‘dezelfde werkgever’. Het arbeidshof beklemtoonde dat met ‘dezelfde werkgever’ niet alleen wordt verwezen naar ‘dezelfde fysieke of rechtspersoon’, maar tevens naar ‘dezelfde economische exploitatie-eenheid die de onderneming uitmaakt, ongeacht de wijzigingen van de persoon van de werkgever.’ Juridisch onderscheiden, maar met elkaar gelieerde vennootschappen kunnen samen een economische exploitatie-eenheid vormen, zodat de opeenvolgende tewerkstelling van de werknemer door deze vennootschappen moet worden beschouwd als één ononderbroken dienstperiode.
Het arbeidshof te Antwerpen oordeelde dat de opeenvolgende werkgevers in casu – hoewel ze juridisch gezien onderscheiden vennootschappen uitmaken – een economische exploitatie-eenheid vormden en moeten beschouwd worden als ‘dezelfde werkgever’. De werknemer kon dus aanspraak maken op een aanvullende opzegvergoeding, rekening houdend met zijn anciënniteit sinds 1 januari 2000.
Arbeidshof Antwerpen, 14 februari 2007, A.R. 2050834
src=”https://hrsquare.be/Images/logos/ce.jpg” alt=”images” border=”0″ width=”150″ height=”27″ />