De cao geldt voor de bijna 90.000 arbeiders en bedienden uit de chemie- en farmasector. De chemie is traditioneel de sector waar het eerst een sectorale cao wordt onderhandeld.
In het nieuwe akkoord is afgesproken om een ‘demografiefonds’ op te richten. Zo wil de sector de oudere werknemers op een gemotiveerde en haalbare manier langer aan de slag houden door opleidings- en vormingsprojecten uit te werken.
Dat kan gaan om peterschapsprojecten voor oudere werknemers, die zo hun kennis zouden kunnen doorgeven aan hun jongere collega’s. Bovendien kan men ook, net als in enkele andere landen, systemen van tijdsparen over de hele loopbaan binnen zo’n fonds opnemen.
Een demografiefonds bestaat als concept onder deze vorm nog niet in ons land, maar wordt volgens de Belgsiche chemiefederatie Essenscia wel al toegepast in Duitsland.
Cao volgt het interprofessioneel akkoord
De cao respecteert verder de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling die door de wet van 28 april 2015 is vastgelegd op 0,5% van de brutoloonmassa in 2016. Zoals wettelijk bepaald, kan die maximale marge in 2016 aangevuld worden met 0,3%.
De sociale partners bereikten een akkoord om die bijkomende 0,3% te reserveren voor toekomstgerichte maatregelen: 0,15% gaat naar de sectorale tweede pensioenpijler en 0,15% gaat naar de oprichting en financiering van het demografiefonds.
Inzake SWT-stelsels (het vroegere brugpensioen) volgt het sectorakkoord de bestaande voorwaarden en modaliteiten.
Het sectorakkoord schrijft zich in in het akkoord dat vakbonden en werkgevers eind januari op interprofessioneel niveau waren overeengekomen (een overeenkomst die niet getekend werd door het ABVV).
Bron: De Standaard (standaard.be)