“De ergste vrees is niet bewaarheid geworden. De COVID-19 pandemie heeft niet de rem gezet op arbeidsmigratie die op een bepaald moment werd gevreesd. Voor een land als het onze, sterk afhankelijk als het is van buitenlandse arbeidskrachten, zou dit een extra deuk in de economie hebben teweeggebracht, bovenop deze veroorzaakt door de partiële lockdown”, concludeert de Beleidsnota 8 van Covivat, een samenwerkingsverband van drie onderzoeksgroepen aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven. Wij citeren voort:
“De COVID-19 pandemie had niettemin een duidelijke impact op de klassieke arbeidsmigratie. Het aantal aangevraagde arbeidskaarten/gecombineerde vergunningen kende een sterke daling in april-mei en bleef ‘onder niveau’ tot aan het einde van 2020. In totaal werden er in Vlaanderen in 2020 (januari t.e.m. november) 7.778 arbeidskaarten/gecombineerde vergunningen type B aangevraagd. Dat aantal lag 22 procent en 31 procent lager dan in 2018 en 2019.
Deze daling kan in belangrijke mate verklaard worden door het type jobs waarvoor arbeidsmigranten gerekruteerd worden en de herkomst van arbeidsmigranten. De klassieke arbeidsmigratie richt zich sterk op hooggeschoolde profielen en trekt daarvoor vooral migranten aan die vanuit verre landen komen. Deze vorm van klassieke arbeidsmigratie werd erg moeilijk ten gevolge van de COVID-19 maatregelen. Let wel, we sluiten niet uit dat digitalisering en het werken vanop afstand arbeidsmigratie voor een deel vervangen heeft en dat de vraag naar arbeidsmigranten hierdoor is afgenomen. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen.
Het feit dat detachering ‘Europees’ is en dat het vaker laag en midden geschoolde beroepen betreft, maakt dat het minder hard geraakt werd door de COVID-19 crisis dan klassieke arbeidsmigratie. In totaal werden er in LIMOSA in 2020 (januari t.e.m. november) 770.000 meldingen geregistreerd, een daling van 12 procent en 14 procent ten opzichte van 2018 en 2019.
Hoewel de klassieke arbeidsmigratie in België en Vlaanderen vooral gericht is op het aantrekken van hooggeschoolden, zien we dat in deze COVID tijden vooral de laag en midden geschoolde instroom veerkrachtig is en slechts een tijdelijke dip kent. Het belang van laag en midden geschoolde buitenlandse arbeidskrachten voor onze economie wordt dus door COVID-19 extra in de verf gezet, zij het via detachering of via de arbeidsvergunningen. Dit bij elkaar opgeteld zou wel eens kunnen betekenen dat door de segmentatie in de economie, migratie van lager tot middelbaar opgeleiden kan toenemen en van hoger opgeleiden kan afnemen.
Het onverminderd succes van detachering verbaast eigenlijk niet. Detachering is een flexibeler en goedkoper systeem om aan de arbeidsvraag van bedrijven te voldoen en dat zeker in economisch onzekere tijden. Gedetacheerde werknemers komen tijdelijk werken (komen vaak ook meerdere keren per jaar) en de werkgever is niet aan hen gebonden door een (dure) arbeidsovereenkomst. Dit kan het groeiende belang van detachering helpen verklaren.
Dit is met name ook belangrijk in het kader van de relance. In de relanceplannen die België heeft neergelegd bij de Europese Commissie zal veel geld gaan naar sectoren waar buitenlandse arbeid cruciaal is, zoals de bouwsector. Zo zal er zwaar worden geïnvesteerd in renovatie- en infrastructuurprojecten. Vooralsnog zijn er weinig aanwijzingen dat deze projecten in het gedrang zouden komen door een beperkte beschikbaarheid van buitenlandse arbeidskrachten. Blijft uiteraard wel de vraag naar de maatschappelijke wenselijkheid, zeker gezien de relanceprojecten idealiter niet alleen de economie stimuleren maar ook de binnenlandse tewerkstelling en consumptie.”