Het werd in deze rubriek reeds vaker benadrukt: werknemers die niet de nationaliteit van een EER-lidstaat (*) of Zwitserland hebben, moeten in principe over een arbeidskaart beschikken vooraleer ze in België mogen werken (behoudens een aantal vrijstellingen). Die arbeidskaart geeft de werknemer echter alleen maar het recht om in België te werken en niet om in België te verblijven. Anders gezegd: naast zijn arbeidskaart, zal de buitenlandse werknemer ook een verblijfsvergunning moeten verkrijgen.
Beide documenten staan vanzelfsprekend niet volledig los van elkaar. Zo is de arbeidskaart zonder enige waarde indien de werknemer geen geldige verblijfsvergunning heeft, en heeft de werkgever de (streng gesanctioneerde) plicht om vooraf te controleren of zijn werknemer van buiten de EER en Zwitserland een verblijfsvergunning heeft. De werkgvere moet daarvan zelfs een kopie bijhouden tijdens de volledige duur van de tewerkstelling.
Het probleem: geen geïntegreerde procedure
Het probleem: tot op heden bestaat er in België geen werkelijk geïntegreerde procedure om beide vergunningen tegelijkertijd aan te vragen en te verkrijgen. Het klassieke scenario is dan ook dat de werkgever eerst een arbeidskaart B aanvraagt voor zijn werknemer, waarna die laatste op basis van de arbeidskaart een verblijfsvergunning aanvraagt.
Ook voor de ‘Europese blauwe kaart’ (een soort gecombineerde arbeids- en verblijfsvergunning voor bepaalde hooggeschoolde werknemers) is de aanvraagprocedure in realiteit niet geïntegreerd en moet er in twee (relatief complexe en tijdrovende) stadia gewerkt worden om ze te verkrijgen.
De oplossing: pas Europese richtlijn toe
Nochtans moest België al tegen ten laatste 25 december 2013 de Europese ‘Single Permit’-richtlijn uit 2011 hebben omgezet in nationale wetgeving. Die richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat de lidstaten het mogelijk moeten maken om met één enkele aanvraagprocedure een gecombineerde vergunning aan te vragen die dan door één administratieve beslissing moet worden toegekend (of geweigerd).
Die gecombineerde vergunning moet een werknemer het recht geven om in de lidstaat van aanvraag (bijvoorbeeld België) zowel te werken als te verblijven. De richtlijn bepaalt ook dat die geïntegreerde procedure vanaf de aanvraag tot de beslissing in principe niet meer dan 4 maanden in beslag mag nemen.
Ondertussen in België…
In november 2015 publiceerde de Ministerraad een communicatie waarin werd aangegeven dat er met de implementatie van de richtlijn voortgang gemaakt zou worden, zonder echter veel details te geven. Het blijft voorlopig dus nog afwachten hoe deze ‘Single Permit’ in België (met zijn complexe bevoegdheidsverdelingen tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten) in de praktijk zal worden omgezet. Het VBO publiceerde naar aanleiding van de communicatie van de Ministerraad alvast een bericht waarin de werkgeversorganisatie haar vrees uitdrukte dat de aanvraagprocedure – ironisch genoeg – langer, complexer en uitgebreider zou worden.
De Europese Commissie is het wachten in ieder geval beu en startte in januari van dit jaar een inbreukprocedure tegen België voor het Europees Hof van Justitie, in het kader waarvan zware boetes kunnen worden opgelegd aan België. Wellicht zal die dreiging de Belgische wetgever tot enige spoed kunnen bewegen.
Auteur: Martijn Baert (advocaat Claeys & Engels)
(*) EER staat voor de Europese Economische Ruimte. Daartoe behoren alle 28 lidstaten van de Europese Unie, aangevuld met Liechtenstein, IJsland en Noorwegen.