36 procent van de min-30-jarigen werd gevraagd de organisatie te verlaten in 2012, van wie 22 procent jonger is dan 25 jaar en 14 procent tussen 25 en 29 jaar is. Dit percentage is significant hoger dan in 2011.
“Hiermee zien we dat jongere werknemers conjunctureel gezien kwetsbaar blijven en dat in een aantal gevallen bedrijven het ‘LIFO-principe’ toepassen bij ontslagbeslissingen”, aldus Emely Theerlynck, HR Research Expert bij Securex.
Jongeren worden ook vaak aangenomen met een tijdelijk contract. 30 procent van alle ontslagen door het stopzetten van tijdelijke contracten in 2012 treft werknemers jonger dan 25 jaar.
Bedrijfsgrootte
Net zoals in 2011, dienden vooral de kleinste organisaties (minder dan 10 werknemers) over te gaan tot ontslag van hun werknemers: 15,71 procent in 2012 t.o.v. 14,33 procent in 2011.
Het onvrijwillig verloop is het sterkst gestegen in organisaties van 200 tot 499 werknemers (van 9,40 procent in 2011 tot 14,65 procent in 2012), vooral door het niet verlengen van de tijdelijke contracten. Meer dan 50 procent van het totale verloop is er te wijten aan het beëindigen van tijdelijke contracten. In 2011 was dit goed voor slechts 25 procent van het onvrijwillig verloop in dat segment. Maar liefst 63 procent van de werknemers die deze organisaties hebben verlaten in 2012, werkten er minder dan een jaar.
Voor grote bedrijven met meer dan 1000 medewerkers is het onvrijwillig verloop bijna gehalveerd: van 15,85 procent in 2011 naar 7,78 procent in 2012. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat heel wat van die bedrijven ervoor kiezen om enerzijds de hoge ontslagkosten te drukken en anderzijds kritische talenten te behouden, door ze tijdelijk intern op projecten in te zetten.
Het vrijwillig verloop is dan weer gedaald: 7,39 procent van de Belgische werknemers in de privésector verliet op eigen initiatief zijn werkgever in 2012. In 2011 was dat nog 8,82 procent.