De bevindingen:
Werkenden met een kwalitatief slechte baan scoren gemiddeld het slechtst op gezondheid en welzijn: ze hebben meer gezondheidsproblemen, hun subjectieve welbevinden ligt lager en ze halen minder voldoening uit hun werk.
Deze banen van slechte kwaliteit, waarin werkenden de grootste risico’s lopen, zijn vooral geconcentreerd in bedrijven met minder dan vijf werknemers en in de particuliere sector. Ze komen het meest voor in landen met een relatief laag bbp per hoofd van de bevolking, hoewel op grond daarvan geen rechtstreekse link met het nationale inkomen kan worden gelegd.
Kortere arbeidstijd
De gemiddelde banenkwaliteit is wat drie van de vier indexen betreft relatief stabiel, namelijk vaardigheden en vrijheid van handelen, goede fysieke omstandigheden en werkintensiteit. Al deze laatste wel toegenomen. Ondanks die stabiliteit zijn de verschillen per land echter groot.
De index van de arbeidskwaliteit steeg de voorbije jaren het meest. Dit is vooral te wijten aan kortere arbeidstijden en minder werken buiten de normale uren.
Mannen hebben gemiddeld hogere maandelijkse inkomsten dan vrouwen. Wat de arbeidstijdkwaliteit betreft, doen vrouwen het beter; zij werken gemiddeld minder uren en verrichten minder vaak ploegendienst buiten de normale uren. De intrinsieke banenkwaliteit valt bij vrouwen ook iets hoger uit, omdat zij gemiddeld in een iets betere fysieke omgeving werken. De vooruitzichtenindex valt bij mannen en vrouwen gelijk uit.
Werknemers met een contract van onbepaalde duur scoren relatief hoog op de meeste indicatoren, terwijl voor medewerkers met een contract van bepaalde duur of een tijdelijk contract op alle punten sprake is van een geringere banenkwaliteit.
Bron: Eurofound