De gouden tijden voor adviseurs zijn voorbij, zo constateren de Nederlandse consultants Martijn van Oorschot en Michiel Hogerhuis. Dat zou hen somber moeten stemmen. Ze hebben immers hun eigen adviesbureau, Kent Organisatie Adviseurs. Maar dat is buiten dit eigenzinnige duo gerekend. “Gelukkig maar”, zo reageren ze op de slappe tijden. “Want een bijdrage leveren die adviseurs al lang niet meer.” Dat is meteen ook de teneur in hun boek met de al even onverbloemde titel: Hoe gooi ik een adviseur eruit?
Wat is er dan gebeurd? “In de jaren van onstuimige groei die achter ons liggen, heeft het (als onkruid groeiende) kaf van de advieswereld zich uitgebreid vergrepen aan alle kansen die in de markt voor het oprapen lagen”, zo kapittelen de auteurs vele van hun collega’s. “Veel vaardigheden hoefde je ook niet mee te brengen – als je maar wist hoe je tot het meubilair kon gaan behoren: als bloemetjesbehang. Zo werd menig adviseur tot anti-adviseur: gehoorzaam aan de opdrachtgever, zo braaf als een teckel met een kluif.”
De auteurs gaan ver in hun kritiek. Via anekdotes en getuigenissen zetten ze extra in de verf dat consultants zélf een deel van het probleem zijn. Terwijl ze nota bene geacht worden de oplossing aan te reiken. Het wordt dus hoog tijd om definitief afscheid te nemen van al die dikbetaalde arrogante (nep)adviseurs. “Dat blijkt in de praktijk echter lastig te zijn”, stellen de auteurs vast. “Adviseurs waarvan iedereen zich afvraagt wat hij of zij dan wel doet, presteren het om maand na maand ingehuurd te blijven. Als het vak al enige ontwikkeling heeft meegemaakt, dan is dat het wel: adviseurs zijn meesters geworden in het blijven zitten waar ze zitten, en als het even kan nog hun vriendjes en vriendinnetjes erbij te halen.”
Was dat vroeger anders? Het consultantvak is alvast ouder dan velen denken. Het ontstond al in het begin van de twintigste eeuw, tijdens de industrialisatie. Adviseurs waren toen nog echt specialisten: ze beschikten over kennis die toen schaars was. Wie wist er toen hoe je een fabriek opzet? Sommige hadden iets nieuws te vertellen, omdat ze van buiten kwamen. Het was de tijd van raadgevend ingenieurs, accountants en sociologen.
Maar tegenwoordig zijn zo goed als alle adviseurs gelijk, vertellen ze wat we zelf al weten, ontbreekt het hen aan elke ervaring in de praktijk en is aanpassen het hoogste goed. Kortom, adviserend Nederland heeft zichzelf vakkundig de nek omgedraaid – althans, zo zien Van Oorschot en Hogerhuis de evolutie.
Na hun kleurrijke (en genadeloze) uiteenzetting over wat er de afgelopen eeuw is gebeurd onder adviseurs, met welke tactieken ze zich in stand weten te houden en hoe opdrachtgevers de adviseurs kunnen herkennen die eerder schadelijk dan goed zijn voor het bedrijf, komen de twee consultants tot de kernvraag: hoe draai je het spel om en gooi je de adviseurs eruit? De auteurs geven zes concrete tips. Let alvast op het adjectief concreet, het vormt de sleutel. (Slechte) adviseurs zijn als de dood voor concrete zaken. De zes tips bestaan dan ook vooral uit vragen aan de adviseurs:
Kunt u mij vertellen welke concrete situatie u tot deze conclusie heeft gebracht?
En wat heb je er zelf in gedaan?
Wat heb je gedaan toen je het wist?
Kunnen ze het zelf niet?
Heb je hem al verteld dat je dat van hem vindt?
Ik ben nog nooit boos op je geworden. Dat kan niet. Als goede adviseur zou je me immers moeten wijzen op fouten en een alternatieve aanpak. Dat heb ik niet gehoord: je kunt vertrekken.