Tekst: Timothy Vermeir
“In 1990, in mijn rol als wetenschapsverslaggever bij The New York Times, stootte ik toevallig op een artikel in een klein academisch tijdschrift van twee psychologen, John Mayer, nu aan de Universiteit van New Hampshire, en Peter Salovey van Yale. Mayer en Salovey boden de eerste formulering van een concept dat zij emotionele intelligentie noemden”, schrijft Daniel Goleman op zijn website. Dat er naast het klassieke IQ iets anders was dat succes in het leven kon verklaren, vond hij toen zo opwindend dat hij het onderwerp verder ging onderzoeken. Het resultaat? Een boek dat de term emotionele intelligentie introduceerde bij een breed publiek.
Professor Johnny Fontaine kent het boek van Daniel Goleman, net zoals hij ook het werk van Mayer en Salovey kent. “Die hadden in 1990 veel moeite om dat artikel gepubliceerd te krijgen, omdat men toen vond dat intelligentie en emoties niet samengingen”, zegt de voorzitter van de vakgroep Werk, Organisatie en Samenleving binnen de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Fontaine doet voornamelijk crosscultureel onderzoek naar emoties, intelligentie en assessment. “Op dit ogenblik ben ik ook bezig met een Horizon 2020-project, samen met meer dan tien onderzoekers uit verschillende landen. We ontwikkelden een training, via de smartphone, van emotionele competenties. Dat is gericht op jongvolwassenen, maar het is de bedoeling om dat verder uit te breiden, onder meer naar de werkplaats.”
Johnny Fontaine (Universiteit Gent)
“Emoties zijn zogenaamde relevantiedetectoren in die zin dat ze aangeven dat er iets gebeurt in de omgeving dat om een of andere reden relevant is. Mensen die emotioneel intelligent zijn kunnen daar efficiënter mee omgaan.”
© GF
Goleman beschrijft in zijn boek een model voor emotionele intelligentie dat vijf componenten bevat, legt Fontaine uit. “Hij schetst een algemeen model dat aantoont hoe emoties belangrijk zijn. Zo is het ten eerste belangrijk om je bewust te zijn van wat er zich emotioneel in jezelf afspeelt. Het gebrek aan een dergelijk zelfbewustzijn kan heel problematisch zijn. Ten tweede is het belangrijk in staat te zijn om je eigen emoties ook te reguleren. Het derde aspect is empathie: aanvoelen wat andere mensen beleven, en begrijpen wat er in andere mensen op emotioneel vlak omgaat. Ten vierde moet je ook in staat zijn om met die emoties van anderen om te gaan. Goleman haalt er dan ten vijfde ook nog de zelfmotivatie bij, al kan je je daar de vraag bij stellen of dat nog echt emotie is, ook al zijn motivatie en emotie wel degelijk gelinkt.”
Als het boek één ding erg goed doet, vervolgt de professor, is het duidelijk maken dat emoties een belangrijke rol spelen in het dagelijks functioneren van mensen, in heel veel verschillende contexten. Zo is er ook een hoofdstuk ‘Management met gevoel’ dat specifiek over de werkcontext gaat, al heeft Goleman het ook over de relatie van koppels, over de gezinssituatie en over maatschappelijke problemen als school shootings. “Dat is ook een kritiek op het boek: het is nogal zwart-wit”, vervolgt Fontaine. “Zeggen dat maatschappelijke problemen te wijten zijn aan een gebrek aan emotionele intelligentie… Het zal zeker meespelen, maar het is zeker niet alleen dat.”
“Even veel waarde hechten aan kleine onderzoeken als aan grote, gerepliceerde onderzoeken geeft soms een leuk verhaal, maar wetenschappelijk is dat niet helemaal correct.”
Overigens gaat Goleman verder dan zomaar zeggen dat emoties belangrijk zijn. Hij stelt dat slechts 20 procent van het succes van iemand kan gelinkt worden aan IQ en suggereert dat emotionele intelligentie de overige tachtig procent voor haar rekening neemt.
Hij doet dat in 1995, op een moment dat de discussie over de vraag of klassieke intelligentie puur genetisch is volop woedt. “Emotionele Intelligentie kwam niet lang na het boek The Bell Curve van Richard Herrnstein en Charles Murray uit. In dat boek werd heel wat onderzoek over klassieke intelligentie samengevat. Dat klassieke intelligentie met heel wat andere dingen samenhangt, daarvoor hebben we goed empirisch bewijs, maar een veel meer betwisbare stelling uit dat boek is dat klassieke intelligente voornamelijk genetisch is bepaald. We weten ondertussen dat er een belangrijke genetische component is, maar er is geen wetenschappelijk bewijs voor de manier waarop die twee auteurs het voorstelden.”
“In die context komt Goleman met het boek dat niet alleen stelt dat er iets is dat veel belangrijker is dan het klassieke IQ, met name emotionele intelligentie, maar dat dat bovendien ook nog eens trainbaar is”, vervolgt hij. “En dat klopt eigenlijk niet: er is vandaag geen evidentie dat het emotionele zo veel belangrijker is dan de klassieke intelligentie.”
Hoe werd het boek onthaald toen het uitkwam? Wat is de waarde van het boek vandaag? Is het relevant voor HR? Moet u het dumpen of (her)lezen?
Kom het te weten in HR Square 201. Als lid van HR Square ontvangt u het tweemaandelijkse tijdschrift en de bijzondere ledennieuwsbrief, met allerlei extra’s. Bovendien neemt u of een collega gratis deel aan een van de minstens zes HR Square online seminaries en geniet u van een sterke korting op de ‘gewone’ seminaries, masterclasses en congressen.
Kijk snel op www.hrsquare.be of contacteer Pascale Lenaers, [email protected], 0471 85 70 42.