Meer dan een jaar na het begin van de Covid-19-crisis kunnen we al iets duidelijker de impact op de transities in arbeidsmarkstatuut onderscheiden. Van de 4,8 miljoen werkende Belgen een jaar geleden is nog 4,4 miljoen (of 91,9 procent) aan het werk. Dat cijfer ligt nog iets lager dan de 93-95 procent van de periode voor de crisis.
Twee groepen blijven consequent aan het werk: hooggeschoolden en 30- tot 74-jarigen. Van de hooggeschoolden (dus minstens een diploma hoger onderwijs) blijft 95,8 procent aan de slag. Bij laaggeschoolden is dit percentage het laagst: 78,0 procent van de laaggeschoolden die in het derde kwartaal van 2020 aan het werk waren, heeft na een jaar nog een job.
Meer werklozen vinden werk
43,4 procent van de werkzoekenden is een jaar later aan het werk. Dat is het hoogste cijfer van de afgelopen vier jaar. Dat heeft ook tot gevolg dat er minder werklozen inactief worden: slechts 25,8 procent is niet meer beschikbaar of niet meer op zoek naar werk. 30,8 procent van de werklozen is een jaar later ook werkloos.
In absolute aantallen: van de 332.000 werklozen zijn er een jaar later 102.000 nog steeds werkloos, 144.000 zijn aan het werk en 86.000 zijn inactief geworden.
We zien hier zeer grote regionale verschillen: van de Vlaamse werklozen uit het tweede kwartaal van 2020 is 53,5 procent na een jaar terug aan de slag, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 46,7 procent en in het Waals Gewest slechts 29,2 procent.
Ook bij vrouwen is de toename zeer groot: waar er tussen het eerste kwartaal van 2020 en 2021 slechts 22,0 procent van de werkloze vrouwen aan het werk ging, is dit tussen het derde kwartaal van 2020 en 2021 42,8 procent.
Minder Belgen blijven inactief
Bij de inactieven is er een lichte daling: 85,6 procent van de inactieven blijft inactief. 10,6 procent vond werk en 3,8 procent ging op zoek naar werk. Het percentage dat van inactief naar werkend of werkloos gaat, is al een paar kwartalen aan het stijgen.
Hoogopgeleide inactieven blijven het minst inactief: 22,5 procent van hen is na een jaar terug aan het werk. Bij middengeschoolden is dit 10,1 procent en laaggeschoolden slechts 2,8 procent. Ook mensen zonder Belgische nationaliteit maken iets vlotter de transitie: slechts 73,0 procent blijft inactief tegenover 87,4 procent bij de mensen met Belgische nationaliteit.