De enquête toont aan dat expatriëring vooral van toepassing is voor de jongere populatie, 70 procent van de expats is jonger dan 40. Daarnaast blijkt dat vooral mannen (69 procent) en hoger opgeleiden (72 procent heeft minstens een masterdiploma) in aanmerking komen voor een job in het buitenland. Toch stijgt het aantal vrouwelijke expats ten opzichte van de studie van 2010: van 20 naar 31 procent.
Bijnal alle expats (92 tot 96 procent) beschouwen hun buitenlandse avontuur als een uitgelezen kans om nieuwe landen en culturen te leren kennen. En als een springplant voor hun verdere carrière.
Maar de terugkomst is vaak een koude douche. De terugkeer naar het vaderland wordt met gemengde gevoelens onthaald. 62 procent van de West-Europese expats hebben het erg moeilijk met de aanpassingsperiode die volgt op de terugkeer naar hun land van oorsprong.
65 procent van de expats zou liever in het buitenland willen blijven, hetzij in het land waar ze zich bevinden, hetzij in een ander land (35 procent).
Ook de wederaanpassing op professioneel vlak loopt mank. Bedrijven bereiden de terugkeer van hun expats onvoldoende voorn. Slechts 19 procent van de West-Europese expats is van oordeel dat hun onderneming hen daarbij heeft geholpen.
Bovendien blijkt dat slechts drie op de tien bedrijven rekening houden met de functiewensen van de expats. Daardoor verandert 62 procent van de expats bij de terugkeer van werkgever en bijna de helft van hen kiest zelfs voor een totaal andere beroepssector.