De fiets kent sinds 2011 een gestage opmars als vervoermiddel van en naar het werk. Dat was in 2016 niet anders: het aantal werknemers dat regelmatig kiest voor de fiets nam alweer opmerkelijk toe met 13,1 procent ten opzichte van 2015. In 2016 opteerde 20,6 procent van de werknemers voor de fiets als vervoermiddel. Dat blijkt uit de tweede mobiliteitsbarometer van HR-dienstenverlener Acerta.
De cafetariaplannen hebben er mede toe geleid dat de bedrijfsfiets een belangrijkere plaats inneemt. Het afgelopen jaar investeerden heel wat bedrijven dan ook in leasingmogelijkheden voor fietsen en elektrische fietsen. Die laatste zorgen er ook meteen voor dat afstand een minder belangrijke rol speelt wanneer een werknemer de keuze moet maken tussen de fiets en een ander vervoermiddel.
“Ook de stijgende verkeerscongestie door structurele files stimuleert werknemers om andere oplossingen te zoeken dan de wagen. De fiets is vaak extra voordelig doordat de werknemer een fietsvergoeding krijgt toegekend en minder stress heeft doordat hij het drukke verkeer kan vermijden. Daarnaast zorgt de intrede van de elektrische fiets ervoor dat langere afstanden afgelegd kunnen worden zonder al te veel inspanningen te moeten leveren”, aldus Dirk Wijns, directeur van Acerta Consult.
Ook de combinaties van de fiets en een ander vervoermiddel zijn een optie. 0,5 procent van de werknemers combineren de fiets met de trein. 0,2 procent gebruiken zowel fiets als bus. De combinatie tussen fiets en privéwagen blijkt veruit de populairste mix van vervoermiddelen (7,8 procent): naargelang van de weersomstandigheden maakt de werknemer ’s morgens zijn keuze.
Koning auto
Ondanks de sterke opkomst van de fiets, bleef de wagen ook in 2016 wel nog veruit het meest gebruikte vervoermiddel. Uit de barometer blijkt dat zelfs 71,1 procent van de werknemers zich naar het werk verplaatst met de wagen, van wie 7,8 procent dan wel afwisselt met de fiets. Meer nog: het gebruik van de wagen is zelfs nog licht gestegen (0,3 procent) in vergelijking met 2015.
In 2016 ging 9,9 procent van de werknemers naar het werk met een bedrijfswagen, wat een stijging is met 3,6 procent ten opzichte van 2015. Vooral bedienden (17,7 procent) krijgen een bedrijfswagen ter beschikking. Arbeiders krijgen slechts uitzonderlijk (amper 0,8 procent van de arbeiders) een wagen ter beschikking specifiek voor hun verplaatsing tussen woon- en werkplaats. Hoewel in beide beroepscategorieën er in 2016 een stijging was, is deze meer opvallend bij arbeiders (13,2 procent) dan bij bedienden (2,3 procent).
Minder de trein, vaker de bus
Het gebruik van het openbaar vervoer is vaak sterk afhankelijk van de locatie waar de werkgever gevestigd is en biedt dus niet altijd een geschikt alternatief voor de wagen. Uit de nieuwe cijfers over 2016 blijkt een opmerkelijke daling van het gebruik van het openbaar vervoer.
We zien de sterkste daling bij het gebruik van de trein: dit daalde ten opzichte van 2015 met 4,4 procent. Het busgebruik daarentegen steeg wel licht met 1,4 procent.
Gepersonaliseerd mobiliteitsplan als troef
Een werkgever onderscheidt zich als hij inzet op de individuele behoeften van zijn werknemers. Dit levert hem een voordeelpositie op de arbeidsmarkt op en in de ‘oorlog om talent’. Werknemers zijn steeds meer vragende partij om meer inspraak te hebben in hun compensatiepakket, afhankelijk van hun persoonlijke voorkeuren, zo heeft voorgaand onderzoek van Acerta al uitgewezen.
Je wordt aantrekkelijker als werkgever als je de werknemer keuzes biedt en hem bijvoorbeeld naast de traditionele firmawagen ook een bedrijfsfiets met aangepaste fietsvergoeding kan voorstellen of een keuze aanbiedt om een firmawagen te nemen uit een lagere budgetcategorie in combinatie met een treinabonnement. De werkgever kan deze verschillende keuzes aanbieden binnen eenzelfde budgettaire kostprijs voor hem.
Bron: Acerta (acerta.be)
Â