De werkgever betwistte het standpunt van de sociale inspectie en uiteindelijk werd de zaak beslecht door de arbeidsrechtbank te Antwerpen.
‘Medewerkingsplicht’
De arbeidsrechtbank oordeelde in het voordeel van de werkgever en bevestigde daarbij de recente tendensen in deze problematiek. De arbeidsrechtbank stelde dat de RSZ de bewijslast draagt en dat van de werkgever enkel wordt verwacht dat hij zijn forfaitair systeem transparant en aannemelijk maakt. Concrete stavingsstukken dienen daarbij niet voorgelegd te worden.
Slaagt de werkgever in deze ‘medewerkingsplicht’, dan ligt de bal volledig in het kamp van de RSZ. Deze zal moeten aantonen dat er sprake is van een ‘verdoken loon’ en dat de betwiste bedragen geen terugbetaling van onkosten zijn.
‘In alle redelijkheid’
In casu bevestigde de rechtbank dat de werkgever het systeem van de forfaitaire kostenvergoeding voldoende duidelijk maakte en dat het systeem in alle redelijkheid aanvaardbaar is. De RSZ slaagt er daarentegen niet in om aan haar bewijslast tegemoet te komen.
Opmerkelijk is bovendien dat de vergoedingen die door de werkgever werden toegekend op maandbasis, vrij hoog lagen: 50 euro voor de stalling van de wagen, 20 euro voor de carwash en 8,25 euro voor allerlei andere kosten (zoals binnenonderhoud).
Arbeidsrechtbank Antwerpen, 30 maart 2009, A.R. 06/399890/A