Je zult maar moeilijk iemand vinden die niet wil belijden dat verpleegkundigen en aanverwanten gelijk hebben met hun acties. “Wat die mensen moeten doen, moet verloond worden”, heet het dan. En dat is natuurlijk juist. De vraag is of dit vandaag soms niet het geval is. Ik denk van wel, en ik denk dat al die verhalen waarin men doet of het om dwangarbeiders in SiberiĂ« gaat niet op de waarheid berusten.
Iedereen kent nochtans de ervaring van in een ziekenhuis of bejaardeninrichting terecht te komen. Je ziet zielige hoopjes mens die zich vastklampen aan het leven en niet aantrekkelijk zijn om te verzorgen, vaak zelfs niet als het nabije verwanten of geliefden zijn. Gelukkig zijn er vakmensen ter plekke die dit met professioneel gemak verrichten, en we zijn die mensen dankbaar. Terecht. Daar bouwen we dan een mythe uit op.
Maar eigenlijk zijn die beroepen helemaal niet zo erg. Ze omvatten taken waar we allemaal vies van zijn, zoals vroeger de mijnwerkers en vandaag – permitteer me de vergelijking, ik weet dat ze luguber klinkt – de slagers in vleeshuizen. Vieze beroepen, waarin men vieze dingen doet. Maar waar men voor gekozen heeft, om welke reden dan ook, en de voorwaarden van aanvaard heeft. En een routine in ontwikkelt.
Ik heb in beide beroepen gewerkt. Ik ben – in mijn maoïstische periode – een jaar lang mijnwerker geweest en houd daar prachtige herinneringen aan over. Ik ken geen werkmilieu, waarin zoveel gelachen werd. Hard gewerkt werd er ook niet, tenzij je per meter stond en dan werd je er ruimschoots voor vergoed. Maar de mythe was sterker dan de realiteit.
Ik heb ook in een vleesverwerkend bedrijf gewerkt, één dag, toen ben ik er gaan lopen. Ik moest de oren afsnijden van koeienkoppen die dan gekookt werden om er pastei van te maken. Ik werd ziek van de weeïge, ranzige geur. Maar de mannen waar ik mee samenwerkte vonden het daar leuk, ze zongen tijdens het werk. Ik wil maar zeggen: alles is relatief. Zo ook met verpleegkundigen.
Ik ben recent in geriatrische afdelingen geweest, om personen te begeleiden, en heb die verpleegsters daar in de gaten gehouden. Die werkten helemaal niet zo hard. Ze werkten genoeg, daar niet van, maar het was geen slavernij, zoals hun vakbonden het graag voorstellen. Dat gold al helemaal niet voor het administratieve personeel, dat – volgens diezelfde vakbonden – dezelfde slavernijcompensaties moet krijgen. Wat ik ervan gezien heb, was dat ze er de kantjes van afliepen. Zo zullen ze niet allemaal zijn, maar ik herinner me uit de tijd dat ik nog opvoeder van verwaarloosde kinderen was – welk beroep heb ik eigenlijk niet uitgeoefend? – dat dit toen ook al mijn ervaring was: de basiswerkers mochten het vuile werk doen, en de ‘begeleiders’ kwamen uitleggen hoe ze het moesten doen.
Toch is er die malaise, en die zal er altijd zijn, daar helpt geen geld aan. Zij wordt veroorzaakt door het horizontale karakter van zo’n loopbaan. Geen enkele verpleger kan ooit een dokter worden, dĂ Ă r zit het onrecht. Terwijl dat een normale loopbaanontwikkeling zou zijn. Let op: ik pleit niet voor onbevoegde ‘blote voetendokters’. Ik pleit voor mensen die vanuit een praktijkervaring, via bijscholing, een wetenschappelijke basis kunnen verwerven die hen toestaat een stap vooruit te zetten. Ik vind dat dit moet kunnen en dat we dan niet slechts betere verplegers maar ook betere dokters zouden hebben. Het is niet het geld dat daartoe ontbreekt, het is de kastenmentaliteit die dit in de weg staat.
Iedereen kent nochtans de ervaring van in een ziekenhuis of bejaardeninrichting terecht te komen. Je ziet zielige hoopjes mens die zich vastklampen aan het leven en niet aantrekkelijk zijn om te verzorgen, vaak zelfs niet als het nabije verwanten of geliefden zijn. Gelukkig zijn er vakmensen ter plekke die dit met professioneel gemak verrichten, en we zijn die mensen dankbaar. Terecht. Daar bouwen we dan een mythe uit op.
Maar eigenlijk zijn die beroepen helemaal niet zo erg. Ze omvatten taken waar we allemaal vies van zijn, zoals vroeger de mijnwerkers en vandaag – permitteer me de vergelijking, ik weet dat ze luguber klinkt – de slagers in vleeshuizen. Vieze beroepen, waarin men vieze dingen doet. Maar waar men voor gekozen heeft, om welke reden dan ook, en de voorwaarden van aanvaard heeft. En een routine in ontwikkelt.
Ik heb in beide beroepen gewerkt. Ik ben – in mijn maoïstische periode – een jaar lang mijnwerker geweest en houd daar prachtige herinneringen aan over. Ik ken geen werkmilieu, waarin zoveel gelachen werd. Hard gewerkt werd er ook niet, tenzij je per meter stond en dan werd je er ruimschoots voor vergoed. Maar de mythe was sterker dan de realiteit.
Ik heb ook in een vleesverwerkend bedrijf gewerkt, één dag, toen ben ik er gaan lopen. Ik moest de oren afsnijden van koeienkoppen die dan gekookt werden om er pastei van te maken. Ik werd ziek van de weeïge, ranzige geur. Maar de mannen waar ik mee samenwerkte vonden het daar leuk, ze zongen tijdens het werk. Ik wil maar zeggen: alles is relatief. Zo ook met verpleegkundigen.
Ik ben recent in geriatrische afdelingen geweest, om personen te begeleiden, en heb die verpleegsters daar in de gaten gehouden. Die werkten helemaal niet zo hard. Ze werkten genoeg, daar niet van, maar het was geen slavernij, zoals hun vakbonden het graag voorstellen. Dat gold al helemaal niet voor het administratieve personeel, dat – volgens diezelfde vakbonden – dezelfde slavernijcompensaties moet krijgen. Wat ik ervan gezien heb, was dat ze er de kantjes van afliepen. Zo zullen ze niet allemaal zijn, maar ik herinner me uit de tijd dat ik nog opvoeder van verwaarloosde kinderen was – welk beroep heb ik eigenlijk niet uitgeoefend? – dat dit toen ook al mijn ervaring was: de basiswerkers mochten het vuile werk doen, en de ‘begeleiders’ kwamen uitleggen hoe ze het moesten doen.
Toch is er die malaise, en die zal er altijd zijn, daar helpt geen geld aan. Zij wordt veroorzaakt door het horizontale karakter van zo’n loopbaan. Geen enkele verpleger kan ooit een dokter worden, dĂ Ă r zit het onrecht. Terwijl dat een normale loopbaanontwikkeling zou zijn. Let op: ik pleit niet voor onbevoegde ‘blote voetendokters’. Ik pleit voor mensen die vanuit een praktijkervaring, via bijscholing, een wetenschappelijke basis kunnen verwerven die hen toestaat een stap vooruit te zetten. Ik vind dat dit moet kunnen en dat we dan niet slechts betere verplegers maar ook betere dokters zouden hebben. Het is niet het geld dat daartoe ontbreekt, het is de kastenmentaliteit die dit in de weg staat.