Volgens de arbeidsrechtbank had Hema echter geen duidelijk neutraliteitsbeleid en dus ook geen gegronde reden om de werkneemster op basis van geloofsovertuiging te ontslaan. Ze krijgt van Hema nu 6 maanden achterstallig loon betaald voor een bedrag van 9351 euro.
Volgens het vonnis heeft Hema intussen wel een duidelijk neutraliteitsbeleid en dat verandert de zaak in de toekomst. “Sinds de verfijning van de bepalingen inzake de dresscode, zou deze zaak wellicht weinig of geen kans op slagen hebben”, staat er in het vonnis te lezen.
Klantenargument onaanvaardbaar
“De uitspraak is in twee opzichten interessant”, stelt Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR). In eerste instantie wordt het ‘klantenargument’ duidelijk niet aanvaard als rechtvaardiging voor een discriminatie op grond van geloof, net als in de zaak-Feryn. Anders gezegd, stereotypen en vooroordelen van klanten kunnen geen rechtvaardiging zijn voor een verboden discriminatie, en kunnen dus geen aanleiding geven tot een verregaande beperking van een individuele vrijheid, zoals de vrijheid van godsdienst.
Daarnaast doet het vonnis ons herinneren dat de uitzonderingsregel van de wezenlijke en bepalende beroepsvereisten zorgvuldig gehanteerd dient te worden en alleen gebruikt mag worden voor die beroepsvereisten, die strikt noodzakelijk zijn om de activiteiten in kwestie uit te oefenen.
Ook Randstad werd in deze zaak gedagvaard, maar de rechtbank sprak het uitzendkantoor vrij. Hema overweegt beroep aan te tekenen tegen het vonnis. Het is van oordeel dat het wel een strak neutraliteitsbeginsel volgens de regels voerde.