Tot in 2008 werd in de rechtspraak unaniem aangenomen dat een overeenkomst met betrekking tot de opzeggingstermijn voor een bediende gesloten vóór het ontslag zonder meer nietig was, en dit ongeacht of ze voordelig was voor de werkgever of voor de werknemer.
Alleen werknemer?
Het Hof van Cassatie heeft het principe van de nietigheid bevestigd, maar heeft in zijn arrest van 7 april 2008 verduidelijkt dat die wettelijke bepaling alleen de werknemer beschermt, zodat deze enkel imperatief is in zijn voordeel. Bijgevolg zou alleen de werknemer zich op de nietigheid van een overeenkomst (gesloten vóór het ontslag) kunnen beroepen.
Dit arrest van het Hof van Cassatie deed heel wat wenkbrauwen fronsen, omdat het niet in overeenstemming was met eerdere arresten van het Hof van Cassatie. Zowel in rechtsleer als in rechtspraak werd uitgekeken naar wat komen zou.
Ook werkgever
In een arrest van 9 november 2009 heeft het Hof van Cassatie (Franse Kamer) aangegeven dat artikel 82, paragraaf 2 van de Arbeidsovereenkomstenwet (dat de opzeggingstermijn bepaalt voor een ‘hogere bediende’) toch imperatief is ten aanzien van beide partijen. Hiermee lijkt het Hof van Cassatie zijn vroegere rechtspraak te (her)bevestigen.
Volledigheidshalve moet wel worden opgemerkt dat dit arrest handelt over paragraaf 2 van artikel 82. Of het Hof van Cassatie nu ook zal bevestigen dat het volledige artikel 82 bilateraal imperatief is, valt vooralsnog af te wachten.
Hof van Cassatie, 9 november 2009