“Laagopgeleide vrouwen zijn ook zonder kinderen al vaker werkloos dan hoogopgeleiden. Maar zodra die vrouwen aan kinderen beginnen, groeit de kloof nog”, zegt Karel Neels, professor Demografie aan de Universiteit Antwerpen. “Hoogopgeleide vrouwen zeggen dus minder vaak hun baan op, wanneer ze een kind krijgen.”
Dat heeft verschillende oorzaken, aldus Neels. “Ten eerste hechten hoogopgeleide vrouwen meer belang aan hun job dan laagopgeleide vrouwen. Het gaat voor hen om meer dan om broodwinning, bijvoorbeeld om zelfontplooiing. Ten tweede verdienen ze meer dan laagopgeleide vrouwen, zodat het voor hen eerder loont om kinderopvang te betalen.”
“Hoogopgeleide vrouwen vinden gemakkelijker hun weg door de administratieve molen. Dat geldt trouwens ook voor verlofstelsels zoals tijdskrediet. Hoogopgeleide vrouwen maken er veel meer gebruik van. Ze combineren dus gemakkelijker werk en gezin dan de laagopgeleide vrouwen.”
Europese verschillen
Het verschil tussen hoog- en laagopgeleide vrouwen blijkt voor België groter dan voor andere Europese landen. De Scandinavische landen zetten traditioneel sterk in op tweeverdienersgezinnen. De overheid voorziet voldoende kinderopvang. Zestig tot zeventig procent van de Noorse moeders maakt er gebruik van. In Noorwegen is het ook al decennia geen taboe meer dat vrouwen met kinderen werken.’
Het Duitse model daarentegen volgde tot voor kort nog de klassieke rolverdeling: de man gaat uit werken en de vrouw blijft thuis. De overheid investeert nog maar recent in kinderopvang. Maatschappelijk is het in Duitsland ook minder aanvaard dat vrouwen met een gezin werken. Meer dan een kwart van de hoogopgeleide vrouwen met een jong kind heeft er geen baan.
België leunt wat dat betreft eerder aan bij de Scandinavische landen. Met de tijdskredietregeling en de loopbaanonderbreking vergemakkelijkt de overheid de combinatie van werk en gezin. Slechts een minderheid, 4 procent, van de hoogopgeleide vrouwen met een jong kind werkt niet.
Dat verschil zie je ook bij het gebruik van betaalde kinderopvang: maar 20 procent van de laagopgeleide vrouwen maakt er gebruik van tegenover 65 procent van de hoogopgeleiden.
Bron: De Standaard