Het aandeel hoogopgeleiden in de werkzame beroepsbevolking neemt nog steeds toe. Dat meldt het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2006 was bijna een derde van de werkzame personen hoogopgeleid, tegen een kwart in 1996. Meer dan de helft van de hoogopgeleiden was in 2006 werkzaam in de niet-commerciële dienstverlening. Die sector omvat onder andere het onderwijs, de overheid en gezondheids- en welzijnsinstellingen. In het Nederlands onderwijs bestaat bijna 80% van de werkzame personen uit hoogopgeleiden, bij de overheid en de gezondheids- en welzijnszorg ligt dit aantal rond 40%.
Een andere invalshoek is het totale aantal werkzame hoogopgeleiden te verdelen over de sectoren waar ze daadwerkelijk werkzaam zijn. Hieruit blijkt dat in 2006 net iets meer dan de helft (52%) van de Nederlandse hoogopgeleiden werkzaam was in de niet-commerciële dienstverlening, tegen slechts een derde van de totale werkzame beroepsbevolking. Dus terwijl twee op de drie werkzame personen werkzaam zijn in het bedrijfsleven, geldt dit maar voor één op de twee werkzame hoogopgeleiden.
Een aantal Nederlandse media die nieuws brengen rond personeelsbeleid en management concluderen op basis van deze cijfers dat bedrijven de slag op de arbeidsmarkt om hoogopgeleide werknemers lijken te verliezen. Dat is misschien wat voorbarig. Het webmagazine Brisk (‘voor managers met ambitie’) deelt hun mening niet: “Het hoogopgeleiden-surplus in de niet-commerciële dienstverlening is het bewijs dat in de non-profit veel te veel functies voor beleidsmedewerkers en managers bestaan. In het bedrijfsleven huurt men niet meer van deze dure arbeidskrachten dan nodig is.”