Dirk Wijns, Directeur van Acerta Consult: “Loonspanning moet er zijn. De vrijheid om te onderhandelen over verloning creëert op de arbeidsmarkt een wenselijke dynamiek. Uiteindelijk is de arbeidsmarkt een gecorrigeerde markt waar over de prijs voor arbeid wordt onderhandeld. Voorwaarde is wel dat de benedengrens goed wordt bewaakt: de laagste lonen mogen niet te laag zijn. In België worden minimumlonen vastgesteld door de sociale partners in de paritaire comités. De lonen die daar tot stand komen zijn, een uitzondering niet te na gesproken, altijd hoger dan het nationaal vastgestelde minimumloon. Anderzijds is er een reëel risico dat werknemers uit de markt worden gestoten als de laagste lonen te hoog zijn. Op een bepaald moment wordt het interessanter om de arbeid die deze werknemers doen, te automatiseren of te laten uitvoeren in het buitenland. De overheid komt tussen voor werknemers met een laag loon: enerzijds door de werkgevers voor deze werknemers een lastenvermindering te geven waardoor de loonkosten verhoudingsgewijze lager zijn, anderzijds door de werknemers een hoger netto beschikbaar inkomen te geven door hen een gunstiger bruto-nettotraject te gunnen.”
In 2017 hoogste loonspanning in 6 jaar
Uit cijfers van de FOD Economie bleek dat Zweden in 2015 de laagste loonspanning had. België volgde op de derde plaats. Frankrijk, Nederland en Duitsland waren respectievelijk 7de, 8ste en 21ste.
HR-dienstverlener Acerta heeft de loonspanning voor de voorbije jaren berekend op basis van de data van alle werknemers van haar meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector. Interim-werknemers en werknemers die seizoens- of occasionele arbeid verrichten werden niet mee opgenomen in de studie. Uit deze berekeningen blijkt dat de loonspanning in België geleidelijk toeneemt.
Of we nu kijken naar de arbeidsmarkt als geheel, of naar arbeiders en bedienden apart, of naar mannen en vrouwen, naar regio’s, naar sectoren – telkens valt op dat de loonspanning in 2017 een sprong maakte. Wat zijn de factoren om dat te verklaren?
Van loonstop naar loonkostenmarge, nauwelijks impact
Tot 2017 was er een wettelijk opgelegde loonstop. Voor de periode 2017-2018 is voorzien dat de loonkostenmarge – de mate waarin de lonen extra kunnen evolueren – 1,1 procent bedraagt. Deze loonkostenmarge zal in de meeste ondernemingen geleid hebben tot een procentueel ongeveer gelijke stijging van de lonen van de werknemers. Als zodanig heeft dit dus geen impact op de loonspanning.
Meerwaardewerknemers profiteren van aantrekkende economie
De economie trekt aan en dus ook de omzetten die ondernemingen maken. Hoogconjunctuur heeft ook een belangrijke impact op de dynamiek van de arbeidsmarkt.
Werknemers krijgen meer mogelijkheden om beter betaalde functies uit te oefenen bij hun huidige werkgever. De variabele verloning wordt in veel bedrijven beïnvloed door de economische resultaten van de onderneming: als de onderneming het goed doet, stijgen de bonussen die een onderneming toekent aan haar medewerkers. Hoogconjunctuur verhoogt ook de jobmobiliteit, werknemers leggen hun oor al eens elders te luisteren. Ze doen dat om de eigen waarde in te schatten, iets waarmee ze hun werkgever dan kunnen confronteren. Of ze proberen effectief zich elders te verbeteren. De ‘oorlog om talent’ speelt in het voordeel van die werknemers die een schaars maar druk gesolliciteerd profiel hebben. Zij kunnen hun troeven te gelde maken, elders of bij de eigen werkgever.
Lagere loonspanning bij arbeiders
Onder arbeiders ligt de loonspanning lager. Daarvoor zijn er verschillende oorzaken. De lonen voor arbeiders worden meer dan voor bedienden collectief genegotieerd; er is minder gelegenheid voor individuele loononderhandelingen. Het ‘soortelijk gewicht’ van de functies van arbeiders ligt ook dichter bij elkaar, terwijl er onder bedienden een grotere variatie aan ‘gewichtsklassen’ is, waardoor de lonen verder uit elkaar komen te liggen. Arbeiders presteren ook sneller op hun maximum, hun leer- en groeicurve is korter. Ten slotte worden werknemers die hooggeschoolde manuele arbeid leveren dikwijls ‘beloond’ met een contract voor bedienden.
De loonspanning van 2,11 voor arbeiders is nog altijd lager dan de loonspanning van 2,8 bij bedienden, maar Acerta stelt vast dat de spreidstand tussen de laagste en de hoogste lonen ook bij arbeiders toeneemt.
Lagere loonspanning bij vrouwen
Leggen we de loonspanning van een vrouwelijke bediende of arbeider naast die van haar mannelijke collega, dan valt de loonspanning bij de vrouwen telkens merkelijk lager uit. Hebben mannen schaarsere profielen, waardoor ze meer onderhandelingsruimte hebben? Zijn vrouwen minder actief in het afdwingen van loononderhandelingen? En als ze dat toch doen, zijn ze daarin dan inschikkelijker? Het verschil in loonspanning is in elk geval iets waar werkgevers én werknemers zich beter bewust van zijn. Een te lage loonspanning vlakt de dynamiek af en in tijden van hoogconjunctuur is die nochtans wenselijk.
Dirk Wijns: “Vrouwen staan hun mannetje op de arbeidsmarkt. Vandaag studeren meer vrouwen af met een diploma hoger onderwijs dan mannen. Er is dan ook geen enkele goede reden waarom zij geen hogere loonverwachtingen zouden uiten tegenover hun werkgever.”
Arbeiders en vrouwen oververtegenwoordigd in het laagste tiende
We zagen al dat de loonspanning bij mannelijke bedienden hoger uitvalt dan bij arbeiders en bij vrouwen. Maar hoe zit het met het aandeel van die groepen in het algemene loonspanningscijfer? Het aandeel van arbeiderslonen in de 10 procent laagste lonen is groot (68,17 procent versus 31,83 procent bediendenlonen), het aandeel arbeiderslonen in de groep van 10 procent hoogste is klein (5,69 procent versus 94,31 procent bediendenlonen).
Hetzelfde zien we in de verhouding mannen-vrouwen. Het aandeel vrouwen in de 10 procent laagste lonen is eerder groot (63,94 procent versus 36,06 procent ‘mannelijke’ lonen), het aandeel lonen van vrouwen bij de 10 procent hoogste lonen is eerder klein (37,26 procent versus 62,74 procent ‘mannelijke’ lonen). Niet alleen is dus de loonspanning bij arbeiders en bij vrouwen lager, arbeiders en vrouwen zijn ook meer vertegenwoordigd in de het lage loonsegment.
Wanneer loon niet meer alleen in euro’s is uit te drukken
Waar meer collectieve afspraken gemaakt worden, waar minder ruimte is voor bonussen en waar de economische factoren minder spelen, daar mag worden verwacht dat de loonspanning lager zal zijn. Leggen we bijvoorbeeld de profit en de social profit naast elkaar, dan zien we daartussen inderdaad het verwachte verschil: lagere loonspanning in de social profit dan in de profit.
Bron: Acerta (acerta.be)