Met betrekking tot octrooien gaat de rechtsleer en rechtspraak ervan uit dat een onderscheid moet gemaakt worden tussen dienstuitvindingen, afhankelijke uitvindingen en vrije uitvindingen waarbij enkel de eigendomsrechten op dienstuitvindingen toekomen aan de werkgever. In dit geval kon de werkgever aantonen dat de werknemer belast werd met een inventieve taak in het kader waarvan de uitvinding tot stand was gekomen.
Het arrest van het Arbeidshof van Brussel duidt op het belang voor de werkgever om – in de arbeidsovereenkomst of een later addendum – een correcte clausule op te nemen inzake de overdracht van intellectuele eigendomsrechten. Zoniet loopt de werkgever het risico geconfronteerd te worden met een (financieel potentieel hoge) vordering van creatieve werknemers. Bovendien kunnen werknemers in dergelijke gevallen de goede werking van de onderneming (trachten te) ondermijnen door gerechtelijke procedures zoals beslag of kort geding in te stellen.