Werkgeversbijdragen maken loon uit en vallen als dusdanig binnen de werkingssfeer van de Kaderrichtlijn (Richtlijn 2000/78). De Kaderrichtlijn verbiedt in beginsel elk onderscheid op basis van leeftijd, maar stelt dat een verschil in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie vormt, indien dit verschil in het kader van de nationale wetgeving “objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel ( …) en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.”
Het Europees Hof van Justitie aanvaardde het vooropgestelde legitieme doel: aan werknemers, die slechts op latere leeftijd aan het pensioenplan aangesloten worden, de mogelijkheid bieden om tijdens een relatief korte aansluitingsperiode een voldoende groot pensioenbedrag bijeen te sparen, maar terzelfdertijd ook toelaten dat jongere werknemers kunnen aansluiten, zonder dat dit een al te zware impact heeft op hun loon.
Vervolgens onderzocht het Europees Hof van Justitie ook de vraag of het onderscheid op grond van leeftijd wel “passend en noodzakelijk” is. Om dat te weten, moet de nationale rechter nagaan of de nadelige gevolgen van het gemaakte onderscheid op basis van leeftijd wel opwegen tegen de voordelen ervan, rekening houdend met het feit dat de lagere werkgeversbijdragen overeenstemmen met lagere werknemersbijdragen.
Ter besluit: het Europees Hof van Justitie heeft een onderscheid op basis van leeftijd in pensioenbijdragen in een DC-plan niet per definitie als ongeoorloofd beschouwd.
Europees Hof van Justitie, 26 september 2013, C-476/11