Met betrekking tot voorlopige maatregelen die in kortgeding worden gevorderd, moet er voldaan zijn aan de grondvoorwaarden voor een kortgedingprocedure: spoedeisendheid, voorlopige maatregel, voldoende schijn van recht.
Het arbeidshof van Brussel zetelend in kortgeding, oordeelde onlangs dat het de door een handelsvertegenwoordigster gevorderde voorlopige maatregelen niet kon toekennen wegens het feit dat er geen voldoende schijn van recht voorhanden was. De handelsvertegenwoordigster vorderde in kortgeding de opschorting van de wijziging van haar sectoren die zij eerder prospecteerde.
Wijzigingsbeding in arbeidsovereenkomst
Wat was er precies aan de hand? De arbeidsovereenkomst van de handelsvertegenwoordigster bevatte naast een omschrijving van haar sectoren (België en Luxemburg) ook een wijzigingsbeding voor de sectoren. Dit wijzigingsbeding bepaalde dat een aanpassing van de sector of het productengamma niet essentieel was, indien de handelsvertegenwoordiger 30 dagen vooraf werd verwittigd en de wijziging geen verlies meebracht voor de handelsvertegenwoordigster. De sectoren en het productengamma van de handelsvertegenwoordigster werden bovendien herhaaldelijk zonder enig protest gewijzigd tijdens haar tewerkstelling.
Naar aanleiding van de langdurige arbeidsongeschiktheid van een collega, kreeg ze naast haar huidige sector (België en Luxemburg) op een bepaald ogenblik tijdelijk de sector Vlaanderen voor een bepaald merk. Haar collega nam bij haar terugkeer uit ziekte de sector Vlaanderen met het daarbijhorend merk opnieuw over en de sectoren België en Luxemburg van de handelsvertegenwoordigster met bijbehorend merk werden eveneens overgenomen door andere collega’s. Hierna werd de handelsvertegenwoordigster uitgenodigd voor een gesprek om een nieuwe sector en productengamma voor te stellen.
Tijdens dat gesprek werd haar voorgesteld dat zij voortaan de sector Luxemburg voor een welbepaald merk zou kunnen prospecteren, rekening houdend met feit dat zij reeds ervaring had met het merk en ook Luxemburg steeds had geprospecteerd. Alvorens de concrete modaliteiten te kunnen bespreken, meldde de handelsvertegenwoordigster zich de volgende dag ziek.
Geen voldoende ‘schijn van recht’
De arbeidsrechtbank wees de vordering van de handelsvertegenwoordigster af wegens gebrek aan spoedeisendheid. In tegenstelling tot de arbeidsrechtbank, heeft het arbeidshof de vordering van de voorlopige maatregelen niet afgewezen wegens een gebrek aan spoedeisendheid, wel stelde het arbeidshof onvoldoende schijn van recht vast. Het arbeidshof stelde dat in haar arbeidsovereenkomst Luxemburg als een sector werd opgenomen en zij daar overigens reeds gewerkt had, zij het niet op uitsluitende basis. Bovendien voorzag de arbeidsovereenkomst een wijzigingsrecht voor de sector en het productenprogramma.
Een verzet tegen een tewerkstelling in Luxemburg kon bijgevolg, rekening houdend met haar arbeidsovereenkomst en de latere uitvoering ervan, geen voldoende schijn van recht verantwoorden. Het arbeidshof oordeelde daarenboven dat het onmogelijk was om de eerdere arbeidsvoorwaarden te herstellen (de tijdelijke arbeidsvoorwaarden vervielen immers na de terugkeer van haar collega uit ziekte).
Vergeet wijzigingsbeding niet
Dit arrest leert ons dat een procedure in kortgeding niet altijd evident is en het zeker interessant is om een wijzigingsbeding te voorzien in de arbeidsovereenkomst van handelsvertegenwoordigers, aangezien het wijzigingsrecht eerst en vooral bekeken moet worden vanuit de bepalingen van de arbeidsovereenkomst.
Toch het steeds van de concrete omstandigheden afhangen of het arbeidshof zal oordelen of er sprake is van spoedeisendheid, een voorlopige maatregel en een voldoende schijn van recht. Uiteraard is er nog steeds voorzichtigheid geboden bij het eenzijdig wijzigen van de sector van een handelsvertegenwoordiger en komen de partijen best tot een schriftelijke overeenkomst.
Arbeidshof van Brussel, 5 juli 2016, AR 2016/CB/4
Auteur: Amelie Desmadryl (Claeys & Engels)