Op basis van artikel 38 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten schorsen onder meer periodes van jaarlijkse vakantie en arbeidsongeschiktheid de opzeggingstermijn wanneer het ontslag uitgaat van de werkgever. De opzeggingstermijn wordt dan verlengd met de duur van deze periodes van schorsing.
Omwille van deze regel is het doorgaans niet mogelijk om te weten wanneer de arbeidsovereenkomst effectief een einde zal nemen. Dit zorgt voor onzekerheid en is vaak onwenselijk. De vraag is dan ook of aan deze situatie verholpen kan worden door bij de kennisgeving van de opzeg een akkoord te sluiten dat een eventuele toekomstige arbeidsongeschiktheid en eventuele wettelijke vakantiedagen de opzeggingstermijn niet zullen schorsen.
Werknemer kan andere overeenkomst sluiten?
Overeenkomstig vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie, staat het een werknemer vanaf de kennisgeving van de opzegging vrij om overeenkomsten te sluiten en afstand te doen van dwingende wetsbepalingen die bestaan ter bescherming van de werknemer. Zo kan de werknemer volgens het Hof van Cassatie vanaf de kennisgeving van de opzegging gelijk welke overeenkomst sluiten over de duur van de opzeggingstermijn.
Op basis van deze rechtspraak achtte het arbeidshof van Luik het in zijn arrest van 18 juni 2015 mogelijk dat de werkgever en de werknemer zouden overeenkomen dat periodes van vakantie en ziekte de opzeggingstermijn niet zouden verlengen. Tegen dit arrest werd een voorziening in Cassatie ingesteld.
Vooraf verzaken aan schorsing is niet mogelijk
Het Hof van Cassatie oordeelde op 30 januari 2017 in een andere zin en verbrak het arrest van het arbeidshof van Luik. Het Hof van Cassatie benadrukte het dwingend karakter van voornoemd artikel 38 en stelde dat deze bepaling een bescherming biedt aan de werknemer waarvan slechts afstand kan worden gedaan op het ogenblik waarop de bestaansreden van deze bescherming niet langer voorhanden is.
Hieruit volgt dat de werknemer pas afstand kan doen van de schorsing (en de verlenging) van de opzeggingstermijn wanneer de ziekte of de jaarlijkse vakantie zich reeds heeft voorgedaan en, wanneer deze nog lopende is, enkel voor het gedeelte ervan dat reeds verstreken is. Vooraf verzaken aan de schorsing van de opzeggingstermijn is dus niet mogelijk.
Na schorsingsperiodes
Met dit arrest bevestigt het Hof van Cassatie dat dwingende wetsbepalingen na de kennisgeving van de opzegging onverminderd hun dwingend karakter behouden. Op het eerste gezicht lijkt dit moeilijk te rijmen met de eerdere rechtspraak van het Hof van Cassatie, volgens dewelke een werknemer vanaf de kennisgeving van de opzegging gelijk welke overeenkomst kon sluiten over de duur van de opzeggingstermijn.
Bij de kennisgeving van de opzegging worden de begindatum en de duur van de opzeggingstermijn evenwel onmiddellijk meegedeeld. De bescherming die voortvloeit uit dwingende wetsbepalingen met betrekking tot de wijze van kennisgeving en de duur van de opzeggingstermijn heeft op dat ogenblik haar effect reeds gehad, zodat achteraf afspraken gemaakt kunnen worden over de duur van de opzeggingstermijn.
De bescherming die voortvloeit uit artikel 38 vindt daarentegen slechts toepassing op het ogenblik dat zulke schorsing, zoals wettelijke vakantie of ziekte, zich voordoet. Bijgevolg kan van deze bescherming slechts afstand worden gedaan na dergelijke schorsingsperiodes.
Hof van Cassatie, 30 januari 2017
Auteur: Nele Gysemans (Claeys & Engels)