In casu gaf een magazijnier, die tevens een plaatsvervangend lid was van het comité voor preventie en bescherming op het werk én dus een beschermd werknemer, zijn collega een duw in het gezicht, na een agressieve woordenwisseling op de werkvloer. De werkgever was van oordeel dat dergelijk agressief gedrag niet kon worden getolereerd en startte de voorgeschreven ontslagprocedure voor de arbeidsrechtbank, met het oog op de erkenning van de ingeroepen ‘dringende reden’.
De betrokken (beschermde) werknemer trachtte zijn gedrag te vergoelijken door zich te beroepen op (onder meer) de moeilijke werkomstandigheden (een hittegolf), zijn hoge anciënniteit, zijn vlekkeloze loopbaan, het provocerende gedrag van het slachtoffer en het feit dat het om een geïsoleerd en eenmalig incident ging. Hij argumenteerde bovendien dat er sprake was van discriminatie, aangezien zijn collega (het slachtoffer), die zich had schuldig gemaakt aan verbaal geweld en hem (naar eigen zeggen) had geprovoceerd, slechts één dag werd geschorst (zonder loon).
Agressie nooit tolereren
De arbeidsrechtbank te Brussel gaf de beschermde werknemer ongelijk en erkende de ingeroepen feiten als ‘dringende reden’. De arbeidsrechtbank benadrukte dat geweld op de werkvloer in elk geval onaanvaardbaar is en niet geminimaliseerd noch gebanaliseerd mag worden. Daden van fysieke agressie, hoe gering ook, kunnen immers aanleiding geven tot escalaties – door de werkgever werd opgemerkt dat de magazijniers in het kader van hun functie gebruik maken van breekmessen, wat uiteraard kan leiden tot gevaarlijke situaties.
De aanhoudende hittegolf kon de rechtbank niet overtuigen en werd als weinig relevant omschreven. Ook de jarenlange, vlekkeloze loopbaan van de werknemer kon niet volstaan om aan het feit van fysieke agressie het karakter van dringende reden te ontnemen. Verder werd ook de beweerde provocatie door het slachtoffer niet aanvaard als rechtvaardiging. De aantasting van de fysieke integriteit van een collega kan hierdoor volgens de arbeidsrechtbank niet worden verschoond, temeer nu de werknemer in kwestie een verantwoordelijke functie uitoefende.
De arbeidsrechtbank voegde hier nog aan toe dat de werknemer in kwestie, als plaatsvervangend lid van het comité van preventie en bescherming op het werk, zeker behoorde te weten dat hij zich moest onthouden van al wat schade kan berokkenen aan de veiligheid van zijn werkmakkers. Het feit dat het ging om een eenmalig en geïsoleerd incident, werd evenmin weerhouden als excuus. De arbeidsrechtbank repliceerde schamper dat dit trouwens vaak het geval is bij een ontslag om dringende reden.
Ten slotte kon er, aldus de arbeidsrechtbank, ook geen sprake zijn van discriminatie in hoofde van de werkgever, omdat het verbale geweld van het slachtoffer niet kan worden gelijkgesteld met het fysieke geweld van de (beschermde) werknemer.
Beschermde werknemer
Dit vonnis is interessant waar het duidelijk maakt dat fysiek geweld op de werkvloer absoluut onaanvaardbaar is. Meer nog, de arbeidsrechtbank in Brussel geeft aan dat de werkgever in zo’n geval zijn verantwoordelijkheid moet opnemen, aangezien hij de plicht heeft te waken over de veiligheid en gezondheid van de werknemers.
Frappant is ook dat een (kandidaat-)personeelsafgevaardigde niet kan rekenen op meer begrip van de rechter. De arbeidsrechtbank ziet de hoedanigheid van ‘beschermde werknemer’ zelfs als een reden om de gepleegde feiten extra streng te beoordelen, onder het mom dat (kandidaat-)personeelsafgevaardigden op deontologisch vlak een gids behoren te zijn voor hun werkmakkers.
Arbeidsrechtbank Brussel (23ste Kamer), 20 september 2010, AR nr. 9745/10 en 10021/10