De drie vakbonden keurden het ontwerpakkoord goed. De liberale ACLVB deed dat met 88 procent van de stemmen. Het christelijke ACV, de grootste bond, haalde acteerde bijna 59 procent positieve stemmen. Bij het socialistische ABVV werd 49,06 procent pro en 49,01 contra opgetekend. Een verschil van 0,5 procent. Het kon bijna niet minder of er was helemaal geen interprofessioneel akkoord. Als een van de drie bonden neen had gezegd, mocht de federale regering zelf het probleem oplossen. Dan hadden we zonder twijfel binnenkort weer verkiezingen gehad.
Kunnen we (en zij) nu weer even gerust zijn? Helemaal niet, integendeel. Dat is niet de schuld van de vakbondstoppen. Zij hebben een ontwerpakkoord dat hen niet zinde toch een kans gegeven, vooral met het argument dat het een verhoging van het minimumloon bevat. Krachtig argument bij de solidaire achterban, zeker als geweten is dat de loonnormwet hogere loonsverhogingen verbiedt en dat het regeerakkoord niet toelaat dat daaraan iets verandert.
De leiders van de twee grootste vakbonden, ACV en ABVV, begrijpen dat ze op eieren lopen. Bij het ABVV zijn er eigenlijk evenveel ja- als neen-stemmen. Over voor- en tegenstanders willen we het zelfs niet hebben. Een groot deel van de goedkeurders is eigenlijk ook tegen, maar koos voor ‘beter iets dan niets’. Dezelfde situatie doet zich voor bij het ACV, waar zich toch ook ruim 40 procent contra uitsprak.
Conclusie: sociale vrede heeft dit IPA niet gebracht. Waarom? Omdat er niet (een beetje) vrij over de lonen kon onderhandeld worden. De topmensen van zowel ACV als ABVV – wij kennen hen als zeker niet onredelijk – lieten duidelijk verstaan dat zij actie zullen voeren tegen de loonnormwet. Als die acties er komen, zullen ze op de regering gericht zijn, maar delen waarschijnlijk ook de bedrijven in de klappen.