Ouder worden heeft voor een vrouw of een man niet dezelfde invloed op de arbeidssituatie. Dat blijkt uit onderzoek van de Nationale Bank van België (NBB) naar het effect van ouderschap op de loopbaan. Dat vrouwen een compromis moeten sluiten tussen kinderen en carrière maken, heeft te maken met het feit dat ze meer dan mannen instaan voor huishoudelijke taken, de zorg en opvoeding van de kinderen. Nochtans zijn vrouwen gemiddeld hoger geschoold dan mannen.
Toch is de arbeidsmarkt de voorbije jaren sterk vervrouwelijkt: de werkgelegenheidsgraad bij vrouwen steeg tussen 1983 en 2019 van 36 procent tot 62 procent, wat nog slechts 7 procentpunt lager is dan bij mannen. Kijken we naar het aantal gewerkte uren, dan is de kloof nog altijd een pak groter: 18 procent. De NBB verwijst naar het ouderschap als een verklaring voor het verschil.
Baan opgeven
Het zijn immers voornamelijk vrouwen die bij een geboorte hun baan opgeven of hun arbeidsduur verminderen. Als rekening gehouden wordt met individuele kenmerken, heeft een moeder 3,2 procentpunt minder kans aan het werk te zijn dan een kinderloze vrouw. Bij één of twee kinderen, blijft het nadeel nog beperkt, maar het zijn vooral vrouwen met drie of meer kinderen die de arbeidsmarkt (tijdelijk) verlaten. Ook de leeftijd van het kind heeft een invloed, want het nadeel speelt het meest tot het (jongste) kind vijf jaar is.
Voor mannen geldt precies het omgekeerde: een vader heeft 5,3 procentpunt méér kans om aan het werk te zijn dan een man zonder kinderen. Voor het eerst vader worden, heeft al een aanzienlijke impact op de werkgelegenheidsgraad (+7,3 procentpunt) en die ‘bonus’ neemt nog toe bij het tweede kind (+8,8 procentpunt). Die grotere kans op werk verkleint zodra het gezin van de man drie of meer kinderen telt. De leeftijd van de kinderen heeft dan weer geen effect.
Minder werken
Een moeder loopt 9 procentpunt meer kans om deeltijds te werken dan een kinderloze vrouw die in dezelfde bedrijfstak werkt en hetzelfde beroep uitoefent. Daarentegen zal een vader met dezelfde persoonlijke kenmerken als een man zonder kinderen en die in dezelfde bedrijfstak eenzelfde beroep uitoefent, een kleinere kans lopen om deeltijds te werken, namelijk 2,3 procentpunt. Daarbij komt nog dat vrouwen doorgaans al vaker werken in sectoren of beroepen waar deeltijdse arbeid meer is ingeburgerd.
Scholing speelt eveneens een rol: een laag- of middengeschoolde moeder zal vaker de arbeidsmarkt verlaten, terwijl een hooggeschoolde moeder veeleer haar arbeidsduur zal verminderen. Bij mannen speelt dat effect niet.
Ouder worden heeft ook gevolgen voor het loopbaanverloop van moeders. Zo is slechts een derde van de managers een vrouw. Ondanks publieke steun, beleidsmaatregelen (quota) en bewustmakingscampagnes, zijn vrouwen nog altijd ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies. De studie wijst naar de vroegere keuzes in de loopbaan, en niet het moederschap op zich, die de kans om manager te worden beïnvloeden.
Sociale normen
Beleidsmaatregelen van de overheid die arbeid en gezin trachten te verzoenen, zoals ouderschapsverlof, worden hoofdzakelijk gebruikt door moeders. Dit benadeelt hen op het vlak van loopbaankansen en loon, toont de studie. Een beroep op die maatregelen wordt beschouwd als een teken van een geringere betrokkenheid bij de arbeidsmarkt, wat de genderstereotypes versterkt. Bovendien is dat op langere termijn schadelijk omdat minder ervaring wordt opgebouwd.
De NBB pleit voor een verandering van de sociale normen over de rolverdeling in het gezin en op de arbeidsmarkt. “Om een evenwichtiger arbeidsmarkt te bewerkstelligen, moet de zorg voor de kinderen billijker worden verdeeld over de beide ouders. De oplossing is niet om de moeders te helpen hun beroeps- en gezinsleven met elkaar te verzoenen, maar om ook de vaders bij het probleem te betrekken”, luidt het.