Het kortstondig ziekteverzuim is de jongste vijf jaar met 14,4 procent toegenomen. In 2018 ging het over 2,38 procent, in 2017 was dat nog 2,26 procent en in 2014 2,08 procent. Vertaald in arbeidsdagen betekent 2,38 procent dat een gemiddelde voltijdse werknemer in 2018 5,5 dagen per jaar afwezig was ingevolge kortstondig verzuim. Of meer dan een volledige werkweek.
“Deze stijging is eigenlijk wel verrassend, want nog nooit zijn mensen zoveel bezig geweest met gezondheid, voeding, het belang van bewegen, de gevaren van roken enz. En op het werk is er nu meer dan vroeger aandacht voor stresssymptomen, ergonomie, veiligheid enz. Toch slagen we er blijkbaar niet in om het kortdurende absenteïsme terug te dringen, wel integendeel”, zegt Peter Tuybens, Directeur van Acerta Consult.
Het verzuim is bij vrouwen (2,7 procent) van oudsher hoger dan bij mannen (2,1 procent), meer het valt op dat het korstondig verzuim bij mannen sneller stijgt dan bij vrouwen. In vergelijking met 2014 steeg het ‘mannelijke’ verzuim met bijna 20 procent (+ 0,34 procent van het aantal arbeidsdagen afwezig ingevolge kortstondig verzuim) terwijl voor vrouwen de stijging beperkt bleef tot ruim 10 procent (of een stijging van het verzuim met 0,27 procent).
Overigens zijn alle werknemers, ongeacht hun leeftijd, gemiddeld ongeveer evenveel ziek. Een bepaalde leeftijdsgroep is dus niet oververtegenwoordigd in het korstondig verzuim. Alleen werknemers jonger dan 25 jaar maken een kleine uitzondering, zij zijn duidelijk minder kortstondig afwezig wegens ziekte dan hun oudere collega’s. Een andere opmerkelijke vaststelling is dat werknemers vanaf 60 jaar terug ‘gezonder’ worden. Hun kortstondig verzuim ligt met 1,9 procent (60-64 jaar) en 1,3 procent (65 of ouder) beduidend lager. Maar in deze leeftijdsgroep is het middellang en zeker het langdurig ziekteverzuim dan weer hoger dan bij andere leeftijdscategorieën.
Grote verschillen
Er blijkt alleszins een correlatie te bestaan tussen de grootte van de onderneming en het absenteïsme: hoe kleiner een onderneming, hoe lager het percentage kortstondig ziekteverzuim. In grote ondernemingen ligt het kort absenteïsme dubbel zo hoog als in de kleinste bedrijven.
Niettemin is meer dan de helft (53,4 procent) van de werknemers het afgelopen jaar niet ziek geweest. Van wie wel ziek was, bleef ruim 40 procent minder dan 5 dagen afwezig ingevolge arbeidsongeschiktheid.
De onderlinge verschillen tussen groepen en sectoren zijn groot: 58,9 procent van de mannen was niet ziek, versus 48,1 procent van de vrouwen. Het percentage van vrouwen die langer dan 5 dagen ziek waren in 2018, ligt bovendien hoger dan bij mannen. In de profitsector was 60,9 procent niet één dag ziek, versus 35,2 procent in de social profit. Ook daar is wie ziek wordt meer langer dan kortstondig ziek. Tussen arbeiders en bedienden is er dan weer nauwelijks verschil: bij beide is meer dan de helft niet ziek geweest.
Nog een opmerkelijke vaststelling: de kans dat een werknemer helemaal niet ziek is geweest in 2018 was gemiddeld hoger als die een loon had dat ofwel lager was dan 2000 euro per maand, ofwel hoger dan 4000 euro per maand. Ook de tewerkstellingsbreuk speelt klaarblijkelijk een belangrijke rol: werknemers met een contract dat 95 procent of meer van het maximale aantal arbeidsuren omhelst, hadden verhoudingsgewijs meer geen enkele dag ziekte in 2018 dan eender welke andere categorie in de onderneming. De categorie werknemers die gemiddeld het minst het jaar zijn doorgekomen zonder een dag ziekte zijn deze die een tewerkstellingsbreuk hebben die zich situeert tussen 76 en 95 procent.
“Deze cijfers lijken aan te geven dat het zeker geen mirakeloplossing is om de arbeidsduur van werknemers te verminderen om het absenteïsme terug te dringen. Werknemers die voltijds aan de slag zijn, zijn gemiddeld minder afwezig wegens ziekte dan anderen”, zegt Tuybens.
Bron: Acerta Consult