Dat blijkt uit een rondvraag van consultant PwC bij 114 multinationals. Samen hebben ze ongeveer 690 miljard euro pensioenverplichtingen op de balans staan, verspreid over 4,7 miljoen aangesloten werknemers.
Bij 80% van die multinationals liggen de pensioenverplichtingen hoger dan een derde van de marktwaarde (marktkapitalisatie) van de groep.
83% van deze bedrijven maakt zich zorgen over de kosten van het plan, 76% over de impact op de cashflow van hun bedrijf en 58% over de impact op hun rating.
Toch willen bedrijven niet af van dat aanvullend pensioen. 97% ziet de groepsverzekering of het pensioenfonds als cruciaal om werknemers te behouden of aan te trekken. Werkgevers willen wel dat de pensioenopbouw op een andere manier georganiseerd wordt.
Zo wil 94% van de ondervraagde bedrijven af van de pensioenplannen met een te bereiken doel. Bij die plannen wordt de uiteindelijke pensioenuitkering op voorhand vastgelegd en verbindt de werkgever zich tot dat resultaat op het einde van het plan. De voorkeur gaat uit naar plannen met een vaste bijdrage. Bij die plannen verbindt de werkgever zich louter tot het storten van een vaste bijdrage.
Daarnaast willen de werkgevers ook meer controle op de pensioenplannen. De beleggingen van een achterliggend pensioenfonds of van een verzekeraar zijn niet volledig risicoloos en het risico bestaat ook dat verzekeraars failliet gaan. Bedrijven willen dan ook meer en meer iemand aanstellen die wereldwijd verantwoordelijk is voor de financiële opvolging van de pensioenplannen.
Een derde verzuchting van de werkgevers is de vraag naar meer flexibiliteit. Bedrijven willen de werknemer veel meer betrekken in zijn pensioenopbouw en hem meer keuze geven over hoe en wanneer hij kan sparen. Die flexibiliteit is echter pas mogelijk als de werknemer ook voldoende geïnformeerd is over alle aspecten van zijn pensioen. Werkgevers willen daarom hun werknemers daarom meer opleiden en begeleiden, en hen zo ook responsabiliseren voor hun pensioenopbouw.
Bron: De Tijd