Marnix Naber, experimenteel psycholoog aan de Universiteit Utrecht, en zijn collega’s deden onderzoek naar het beoordelen van sollicitanten op motivatie. In samenwerking met het HR-tech-startup bedrijf Neurolytics testte hij een computermodel dat complex gedrag en emoties scant in de video-opnames van de sollicitanten.
Computer eerlijker
In het experiment van Naber kregen 154 proefpersonen de opdracht om een online sollicitatie te oefenen voor een job bij een bedrijf. Achteraf werd aan hen gevraagd hoe gemotiveerd ze waren tijdens de sollicitatie.
“Het computermodel detecteerde dat minder gemotiveerde sollicitanten zich tijdens het interview anders gedroegen dan de sterk gemotiveerden. Menselijke beoordelaars zagen dit niet en plakte gemotiveerde sollicitanten vaak het etiket ‘gedemotiveerd’ op. Sommigen oordeelden zelfs onterecht dat mannen gemotiveerder waren dan vrouwen”, zegt Naber.
Hij stelt dat een computermodel, mits het getraind is op feedback van de sollicitanten, mensen eerlijker beoordeelt dan wervers en managers van personeelszaken.
Subtiele spierveranderingen
Het computermodel van Naber liet onder andere zien dat gedemotiveerde sollicitanten vaak lang de spieren in de kin en lippen samentrokken. “Alsof ze de kaken stijf hielden.”
Vooral de combinatie van verschillende subtiele spierveranderingen in het gezicht waren informatief. “Ieder individu uit gedrag net iets anders, maar ook dat leerde het computermodel aan. De menselijke beoordelaars wisten niet op welke informatie uit het gezicht ze moesten letten. Zoiets is, zelfs voor mensen die geregeld sollicitanten tegenover zich hebben, heel moeilijk om te leren. Met kunstmatige intelligentie kan dat wel.”
Discriminatie op de werkvloer
De Utrechtse onderzoeker denkt dat deze nieuwe technologie van veel waarde kan zijn in het beoordelingsproces. “We weten al geruime tijd dat er gediscrimineerd wordt op de werkvloer: vooroordelen bij het aannemen en promoveren van werknemers is een aanhoudend probleem. Kunstmatige intelligentie biedt nu een oplossing.”
Bron: Universiteit Utrecht