Erg verrassend zijn de resultaten van de enquête niet. Met de stelling ‘Een Interprofessioneel Akkoord dat een verhoging van de brutoloonkost inhoudt, is onaanvaardbaar’ verklaart 81,1% van de respondenten zich akkoord, terwijl 9,8% het niet weet en 9,1% de stelling afwijst.
Een bijna totale meerderheid is er wel voor het standpunt ‘Een Interprofessioneel Akkoord met een indexatie van het nettoloon gekoppeld aan een lastenverlaging voor de ondernemingen, is aanvaardbaar’: 89,5% zegt ja, tegenover 5,8% onbesliste en 4,7% tegenstemmers.
Grote eensgezindheid (94,5%) is er bij het Voka-publiek ook over het statement ‘Medewerkers moeten kunnen beloond worden in functie van hun prestaties en minder in functie van anciënniteit’. Een arbeidsmarktbeleid dat ‘immigratie van talent uit het buitenland’ bevordert, krijgt ook nog ruime goedkeuring (72,3%), maar op dit punt reageert ruim een kwart van de respondenten twijfelend of afwijzend.
Volgens Voka-voorzitter Urbain Vandeurzen is de boodschap duidelijk: in het volgende interprofessioneel akkoord mogen alleen de nettolonen verhoogd worden. Dat zou op enkele jaren tijd de loonhandicap met de buurlanden neutraliseren. Door de hiermee geassocieerde (veronderstelde) groei van de werkgelegenheid, zouden ook de fiscus en de RSZ hun inkomsten op peil kunnen houden.
Opmerkelijk – hoewel ook niet helemaal nieuw – ten slotte is het pleidooi om te concurreren met kennis en niet langer met productiviteit.