1. Wat beoogt het mobiliteitsbudget?
Het mobiliteitsbudget is gericht op multimodaliteit van het woon-werkverkeer: naargelang van het traject en het doel van de verplaatsing kan de werknemer binnen het hem toegekende budget zelf kiezen welk(e) vervoersmiddel(len) het meest geschikt zijn. De werknemer kan zijn mobiliteitsbudget zo spenderen aan drie ‘pijlers’: een (milieuvriendelijkere) bedrijfswagen, duurzame vervoersmiddelen en een saldo in cash.
2. Wat is het verschil met de mobiliteitsvergoeding?
Het mobiliteitsbudget is een aanvullende maatregel die wordt ingevoerd naast de mobiliteitsvergoeding (‘cash for car’), die werd ingevoerd bij wet van 30 maart 2018. De mobiliteitsvergoeding draait volledig rond alternatieve vervoermodi, aangezien de betrokken werknemer geen bedrijfswagen meer heeft en deze inruilt voor cash. In het kader van het mobiliteitsbudget blijft de werknemer over een bedrijfswagen beschikken, al moet die wagen wel beantwoorden aan (strenge) ecologische criteria (elektrische wagen of wagens met beperkte CO²-uitstoot).
3. Welke duurzame vervoermiddelen kunnen binnen het mobiliteitsbudget worden ingezet?
Men spreekt van ‘de tweede pijler’, die duurzame vervoersmiddelen omvat, opgedeeld in vier rubrieken: zachte mobiliteit (alle voertuigen die niet sneller gaan dan 45 km/u, zoals fietsen, e-bikes, speedpedelecs, motorfietsen, steps,…), openbaar vervoer (abonnement voor woon-werkverkeer op naam van de werknemer, evenals individuele biljetten of vervoerbewijzen in België en het buitenland), collectief vervoer georganiseerd door de werkgever of een derde en deeloplossingen (deelfietsen, deelauto’s met of zonder chauffeur,…).
Het ontwerp voorziet ook in twee gelijkstellingen: de tweede pijler mag worden gebruikt om de huur of de rente van een hypothecaire lening te betalen van een woning of een appartement binnen een straal van 5 kilometer van de gewone werkplek van de werknemer. De tweede gelijkstelling betreft de terbeschikkingstelling van een fiets door de werkgever en de kilometervergoeding die de werkgever betaalt voor het woon-werkverkeer met de fiets. Deze tweede pijler is volledig vrijgesteld in hoofde van de werknemer en is volledig aftrekbaar voor de werkgever.
4. Wat gebeurt met het saldo van het budget dat niet volledig werd opgebruikt?
Als de werknemer zijn budget in de loop van het jaar niet volledig heeft besteed voor de financiering van de eerste twee pijlers, zal het resterende gedeelte hem één keer per jaar contant worden uitbetaald, ten laatste samen met het loon van de eerste maand van het volgende jaar. Die contante betaling wordt onderworpen aan de normale sociale bijdragen van 38,07 procent (25 procent werkgeversbijdrage en 13,07 procent werknemersbijdrage).
5. Welke werknemers kunnen hiervan gebruikmaken?
De werknemers die gedurende de 36 voorafgaande maanden al 12 maanden een bedrijfswagen hebben gehad, of er gelet op de carpolicy binnen de onderneming één zouden kunnen hebben gehad. Om misbruiken te vermijden en zich ervan te verzekeren dat het mobiliteitsbudget niet wordt gebruikt als vehikel voor fiscale optimalisatie van bestaande beloningspakketten, voorziet het ontwerp ook in antimisbruikmaatregelen.
6. Wanneer wordt het mobiliteitsbudget ingevoerd?
Het is de bedoeling om dit vanaf 1 oktober 2018 in te voeren. Het zal de werkgever zijn die beslist of hij een mobiliteitsbudget invoert.