Het nieuwe overlegmodel formaliseert het informele overleg dat voordien ook al plaatsvond. Daarnaast moet het ook een antwoord bieden op de zesde staatshervorming, waarbij bepaalde bevoegdheden naar de regio’s gaan (zoals activering) en andere federaal blijven (zoals de sociale zekerheid).
Het IWO wil een eenduidige en geĂŻntegreerde werkgeversvisie over alle beleidsniveaus heen ontwikkelen. “Door met elkaar terug te koppelen, kunnen de werkgevers op de verschillende niveaus niet uiteengespeeld worden door de vakbonden en de partijen”, aldus VBO-topman Pieter Timmermans. ‘Divide et impera’, ‘verdeel en heers’ wordt zo vermeden. Het IWO zal de ‘backoffice’ van het sociaal overleg zijn en moet de gemeenschappelijke werkgeversvisie bewerkstelligen.
Elke organisatie blijft zijn eigen accenten leggen. “Wat we gaan doen, is afstemmen op voorhand”, zegt Karel Van Eetvelt van Unizo.
De deelnemende organisaties zullen elk twee vertegenwoordigers naar het IWO-overleg sturen. In de praktijk zullen dat doorgaans de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder zijn. Er komt ook een ondersteunende expertwerkgroep die minstens een keer per maand samenkomt. Om de werking te kunnen bijsturen, komt er een jaarlijkse evaluatievergadering.
Formeel slaat de samenwerking enkel op de interprofessionele organisaties. Maar in het protocol wordt beloofd dat ook de sectoren ‘volwaardig’ bij het overleg betrokken worden. Jo Libeer, de gedelegeerd bestuurder van Voka, zei gisteren dat Voka de sectororganisaties zal steunen bij hun streven om ook bij het regionale niveau meer betrokken te worden.
Bron: VBO/De Tijd/De Standaard