Het Nederlandstalige arbeidshof van Brussel heeft zich in een arrest van 12 maart 2024 uitgesproken over leeftijdsdiscriminatie bij een ontslag met het oog op pensionering. Daarmee gaat het Arbeidshof in tegen een zekere andersluidende rechtspraak die leeftijdsdiscriminatie vaststelt bij het vermelden van de pensioenleeftijd en/of pensionering als reden voor beëindiging, maar die geen duidelijke minderheidsstrekking uitmaakt.
Feiten
De werknemer stelde samen met collega-directeurs in juni 2020 een verzoek tot formele psychosociale interventie in voor feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Zijn werkgever, het Leger des Heils, verstuurde op 24 september 2020 een opzeggingsbrief met melding dat de arbeidsovereenkomst beëindigd werd als onderdeel van zijn pensionering en dat de opzeggingstermijn begon op 1 oktober 2020 en afliep op 31 oktober 2021. In een e-mail van 2 mei 2021 gaf de werknemer aan dat hij op 31 augustus 2021 het werk zou stoppen en op 31 oktober 2021 op pensioen zou vertrekken.
Vanaf 2 augustus 2021 stelde het Leger des Heils de werknemer vrij van arbeidsprestaties met behoud van loon. Er werd hem gevraagd niet meer te verschijnen in de lokalen, niet meer tussen te komen in de activiteiten en het bedrijfsmateriaal terug te brengen. De volgende dag leidde de werknemer een procedure in voor de arbeidsrechtbank waarbij hij te kennen gaf niet akkoord te gaan met de opzegging van 24 september 2020, noch met de opgelegde vrijstelling van prestaties. Op 11 oktober 2021 bereikte de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar.
Hoewel de Arbeidsrechtbank van Leuven (Arbrb. Leuven (1e k. B) 2 juni 2022, AR 21/494/A, onuitg.) vaststelde dat het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd de reden was voor het ontslag, werd geoordeeld dat er geen sprake was van leeftijdsdiscriminatie omdat de werknemer op geen enkele wijze aangaf dat hij ongunstig behandeld werd of gediscrimineerd zou zijn geweest op de werkvloer. De werknemer verwees enkel naar de toepasselijke wetgeving en gaf op geen enkele manier aan dat hij eigenlijk niet op pensioen wenste te gaan, hetgeen ook bevestigd werd in de e-mail en zijn verklaring ter zitting van toetreding tot het pensioen op 1 november 2021.
De Arbeidsrechtbank oordeelde daarnaast dat het ingediende verzoek tot psychosociale interventie geen betrekking had op dergelijke wantoestanden binnen de professionele sfeer waardoor de werknemer geen recht had op de ontslagbescherming. De Arbeidsrechtbank veroordeelde het Leger des Heils tot het betalen van een opzeggingsvergoeding aangezien zij zonder onderling overleg overging tot de vrijstelling van arbeidsprestaties wat een eenzijdige wijziging van een essentieel element van de arbeidsovereenkomst uitmaakt. Er was ook een aanvullende opzeggingsvergoeding verschuldigd omdat geen rekening werd gehouden met periodes van schorsing wegens ziekte en verlof. De werknemer stelde hoger beroep in tegen dit vonnis bij het Nederlandstalige arbeidshof van Brussel.
Geen leeftijdsdiscriminatie
Gelet op de bewoordingen van de opzeggingsbrief alsook het initiatief en de ontslagbeslissing uitgaand van de werkgever, oordeelt het Arbeidshof dat er een vermoeden bestaat van discriminatie op basis van leeftijd in de zin van artikel 28 Antidiscriminatiewet waardoor de bewijslast verschuift naar het Leger des Heils om aan te tonen dat er geen discriminatie is geweest.
Het Arbeidshof verwijst – gelet op de argumentatie van het Leger des Heils – zowel naar artikel 8, §1 en §2 juncto artikel 12, §1 Antidiscriminatiewet als naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 30 september 2010 (nr. 107/2010) voor de rechtvaardiging van het direct onderscheid op grond van leeftijd. Het Arbeidshof is van oordeel dat er sprake is van een legitiem doel bij het hanteren van een leeftijdsgrens op 65 jaar voor de beëindiging van de samenwerking, namelijk het bevorderen van de werkgelegenheid van jongeren.
Volgens het Arbeidshof is het eveneens niet onredelijk en komt het gepast voor dat om deze beleidsdoelstelling te bereiken, bepaald wordt dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd het ogenblik is om een werknemer te ontslaan en zo mogelijkheden te creëren voor jongere werknemers. Het gaat om een scharniermoment in het leven en de professionele loopbaan wat geen onredelijk tijdstip is om de samenwerking te beëindigen in functie van de vooropgestelde beleidsdoelstellingen en het is noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Het Arbeidshof wijst de vordering m.b.t. leeftijdsdiscriminatie af als ongegrond.
Opzeggingsvergoeding – vrijstelling van prestaties zonder akkoord werknemer
Het Arbeidshof stelt contractbreuk vast aangezien niet aangetoond wordt dat de werknemer akkoord ging met een volledige vrijstelling van prestaties met behoud van loon vanaf 2 augustus 2021 wat een belangrijke wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst uitmaakt.
De werknemer heeft volgens het Arbeidshof recht op een opzeggingsvergoeding, gelijk aan het lopend loon overeenstemmend met de duur van het op dat ogenblik nog lopende gedeelte van de opzeggingstermijn van 2 augustus 2021 t.e.m. 31 oktober 2021. Het uitbetaalde loon in augustus – oktober 2021 moet bij de berekening van de opzeggingsvergoeding in rekening gebracht worden. Het Arbeidshof verwijst de zaak daarvoor naar de bijzondere rol om de partijen toe te laten een gedetailleerde en met stukken gestaafde afrekening van de opzeggingsvergoeding neer te leggen.
Geen beschermingsvergoeding wegens represailles
Het Leger des Heils levert volgens het Arbeidshof het bewijs dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst werd doorgevoerd om redenen die vreemd zijn aan het verzoek tot psychosociale interventie aangezien uit de opzeggingsbrief en e-mail van de werknemer duidelijk blijkt dat het ontslag plaatsvond in het kader van zijn wettelijke pensionering. Het Arbeidshof besluit dat er geen beschermingsvergoeding voor represailles verschuldigd is.
Belang arrest
Het Nederlandstalige arbeidshof Brussel bevestigt in dit arrest dat er geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie bij een ontslag met het oog op het bereiken van de pensioenleeftijd aangezien het direct onderscheid gerechtvaardigd kan worden. Daarmee gaat het Arbeidshof in tegen een zekere andersluidende rechtspraak die leeftijdsdiscriminatie vaststelt bij het vermelden van de pensioenleeftijd en/of pensionering als reden voor beëindiging ondanks de invoering van de verkorte opzeggingstermijn van maximaal 26 weken met het oog op pensionering zoals vastgelegd in artikel 37/6 Arbeidsovereenkomstenwet (zie Arbrb. Antwerpen (afd. Hasselt) 8 december 2020, www.unia.be; Arbrb. Gent (afd. Brugge) 25 juli 2023, AR 22/400/A, onuitg.).
De redenering van het Arbeidshof dat het bevorderen van de werkgelegenheid en creëren van mogelijkheden voor jongeren een doel is dat passend en noodzakelijk bereikt kan worden door een ontslag bij het bereiken van de pensioenleeftijd, is mogelijks inhoudelijk vatbaar voor kritiek, maar ligt toch in lijn met de meerderheidsrechtspraak.
Het Hof van Justitie oordeelde in het verleden dan ook meermaals dat het aan de lidstaten is om te bepalen welke legitieme doelstellingen van sociaal beleid op vlak van werkgelegenheid, arbeidsmarkt of de beroepsopleiding een verschil in behandeling op grond van leeftijd kunnen verantwoorden. Het Hof bevestigde verschillende keren dat nationale bepalingen met een automatische of soepele beëindiging van de arbeidsrelatie bij het bereiken van een specifieke leeftijd niet in strijd waren met het discriminatieverbod in Richtlijn 2000/78/EG (zie bijv. HvJ 16 oktober 2007, nr. C-411/05; HvJ 5 maart 2009, C-388/07; HvJ 12 oktober 2010, nr. C-45/09; HvJ 5 juli 2012, nr. C-141/11; HvJ 15 april 2021, nr. C-511/16; zie evenwel HvJ 6 november 2012, nr. C-286/12).
Op 20 april 2023 werd een wetsvoorstel ingediend in de Kamer om artikel 37/6 Arbeidsovereenkomstenwet op te heffen (Parl. St., Kamer, 2022-2023, nr. 3325/001). De Nationale Arbeidsraad heeft een negatief advies uitgebracht over dit wetsvoorstel (nr. 2.390, 28 november 2023). Voor argumenten voor en tegen een (verkorte) opzegging met het oog op de pensioenleeftijd, verwijzen we verder naar dit wetsvoorstel en advies. Het wetsvoorstel is op 27 mei 2024 vervallen door de ontbinding van de Kamer. Tot slot lijkt het in de mate van het mogelijke en voorzichtigheidshalve aangewezen om een ontslag met als enige reden het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd te vermijden. Een mogelijks alternatief is het sluiten van een overeenkomst tot beëindiging in onderling akkoord daaromtrent.
Arbeidshof Brussel (Nl.) 12 maart 2024, AR 2022/AB/637, www.unia.be; www.terralaboris.be.

Thomas De keersmaecker
Advocaat