Ontslag van zwangere werkneemster: zijn er grenzen aan de ontslagbescherming?

ArbeidsrechtDiscriminatieGenderUitstroom
Een werkgever mag een zwangere werkneemster niet ontslaan, tenzij om redenen die niets te maken hebben met de zwangerschap of met de bevalling. Het ontslagverbod geldt vanaf het ogenblik dat de werkgever wordt ingelicht over de zwangerschap tot een maand na de bevallingsrust. Cruciaal is bovendien dat het aan de werkgever is, in geval van betwisting, om te bewijzen dat het ontslag niets met de zwangerschap te maken heeft.
Om welke redenen kan een werkgever een zwangere werkneemster toch ontslaan? En welke beoordelingsmarge heeft de rechter in dergelijke zaken? Kan de rechter ook de opportuniteit van een ontslag beoordelen? In een recent arrest heeft het arbeidshof in Bergen een antwoord gegeven op deze vraag.

“Niet voldoende aangetoond”

In deze zaak bracht een verkoopster haar werkgever op de hoogte van haar zwangerschap. De verkoopster werkte, samen met twee collega’s, in de verkoopsstand ‘traiteur’. Enkele dagen nadat de zwangere werkneemster haar werkgever had ingelicht over haar zwangerschap, werd de verkoopsstand opgedoekt, omdat deze niet rendabel bleek. De drie werkneemsters van de verkoopsstand werden ontslagen.
De zwangere werkneemster beweerde echter dat zij werd ontslagen omwille van haar zwangerschap. Ze eiste betaling van een beschermingsvergoeding van zes maanden loon. De arbeidsrechtbank in Bergen stelde vast dat de verkoopsstand inderdaad werd opgedoekt en dat alle werkneemsters die er werkzaam waren, werden ontslagen – en bijgevolg dat het ingeroepen ontslagmotief waarheidsgetrouw was.
Toch oordeelde de arbeidsrechtbank dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat het ontslag niets te maken had met de zwangerschap. De werkgever werd dan ook veroordeeld tot betaling van de beschermingsvergoeding.

“Om economische redenen”

De werkgever tekende tegen dit vonnis hoger beroep aan. In de beroepsprocedure greep het arbeidshof in Bergen de kans aan om de principes van de beoordelingsmarge van de rechter te verduidelijken. Het arbeidshof benadrukte dat de arbeidsrechtbank enerzijds de echtheid van de ingeroepen ontslagreden en anderzijds het verband tussen de ingeroepen reden en het ontslag mag controleren.
Het hof merkte echter op dat de wet geen opportuniteitscontrole van het ontslag door de rechter toelaat. De werkgever is de enige ‘rechter’ wat de noden van zijn onderneming en de professionele waarde van zijn werknemers en werkneemsters betreft. Men kan een werkgever dus niet verplichten een zwangere werkneemster, van wie de functie om economische redenen is verdwenen, een andere functie aan te bieden.
Het arbeidshof deed in deze zaak wel nog geen uitspraak ten gronde, aangezien nog enkele getuigen moeten worden gehoord. Het arbeidshof zal op die manier in ieder geval enkel nagaan of het door de werkgever opgegeven ontslagmotief – economische redenen – correct is en of de werkneemster wel om die reden werd ontslagen.
Dit arrest bevestigt niet alleen de (zware) bewijslast in hoofde van de werkgever, maar ook de grenzen aan de ontslagbescherming van een zwangere werkneemster, waarbij de rechter zich niet in de plaats mag stellen van de werkgever om een opportuniteitsoordeel uit te spreken over het ontslag.

Arbeidshof Bergen, 19 januari 2009, A.R. 20.912, onuitg.

Trainer loopbaan- en leiderschapsontwikkeling

Universiteit Antwerpen

HR officer selectie

Universiteit Antwerpen

Aanmelden

Als lid van HR Square hebt u ook de mogelijkheid de digitale versie alsook de archieven van het tijdschrift te raadplegen via onze website.

Ben jij klaar om helemaal mee te zijn in de wereld van HR? HR Square Nieuwsbrief brengt je tweewekelijks een overzicht van de belangrijkste feiten, trends en gebeurtenissen in HR-land.

Bovendien krijg je een handige lijst van must-attend HR-events, zodat je niets hoeft te missen.

Gratis in je mailbox. Het enige wat je hoeft te doen is je registreren!