De berekening van de opzeggingstermijn voor bedienden
De Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt hoe de opzeggingstermijn van arbeiders en
bedienden moet worden berekend:
Indien de partijen niet tot een overeenkomst komen over de opzeggingstermijn, moet de rechter zich hierover uitspreken. Het criterium dat hij hanteert, is de kans voor de bediende om spoedig een gelijkwaardige betrekking te vinden, rekening houdend met zijn anciënniteit, zijn leeftijd, de belangrijkheid van zijn functie en het bedrag van zijn loon.
De formule-Claeys
Sinds 1974 verzamelt advocaat Thierry Claeys de rechtspraak omtrent opzeggingstermijnen om het hiaat in de wetgeving in te vullen met een statistische formule die toelaat passende opzeggingstermijnen te berekenen. Hij maakt hiervoor gebruik van de rechtspraak van rechtbanken en hoven van over het ganse land. Uit al deze uitspraken worden de parameters anciënniteit, leeftijd en loon gefilterd en geplaatst tegenover de opzeggingstermijn die de rechter toekende. Hieruit ontstaat, via lineaire regressie, de formule-Claeys.
Deze formule biedt dus een grote voorspelbaarheid van de opzegging die de bediende waarschijnlijk zal ontvangen in geval zijn dossier door de rechter wordt beslecht.
De formule-Claeys wordt geregeld geüpdatet, rekening houdende met de recentste rechtspraak. Op 10 oktober 2011 werd de nieuwe actualisering bekendgemaakt.
De formule-Claeys 2011
Voor zijn nieuwste formule verzamelde het advocatenkantoor Claeys & Engels alle bruikbare uitspraken die arbeidsrechtbanken en -hoven van over het ganse land velden in 2010. In totaal werden 643 uitspraken onderzocht en statistisch verwerkt door professor Els Goetghebeur van de Vakgroep Toegepaste Wiskunde en Informatica van de Universiteit Gent.
Sinds een aantal jaren stelt professor Els Goetghebeur vast dat de formule-Claeys geen correct beeld geeft van de rechterlijke uitspraken voor bedienden met een bruto jaarloon van minstens 120.000 euro. Hun hoge loon weegt immers te zwaar door in de formule. Daarom werd voor deze bedienden een andere formule voorgesteld.
De formule-Claeys 2011 voor bedienden met een bruto jaarloon onder 120.000 euro
Uit het onderzoek blijkt dat de opzegging die rechters gemiddeld toekenden in 2010, iets lager is dan de opzegging die resulteerde uit de vorige formule-Claeys. Al sinds 1974 is deze licht dalende trend merkbaar.
Voor bedienden met een bruto jaarloon van minder dan 120.000 euro luidt de formule-Claeys 2011 als volgt:
(0,87* Anciënniteit) + (0,055*Leeftijd) + (0,038* Brutojaarloon /1000) -1,95= maanden opzegging
Om de formule actueel te houden, moet het bruto jaarloon vermenigvuldigd worden met volgende breuk:
index april 2011 (117,2)/index maand van ontslag.
Dit zorgt ervoor dat het loon op een vergelijkbaar niveau blijft. De consumptie-index wordt hiervoor aangewend.
De formule-Claeys 2011 voor bedienden met een bruto jaarloon vanaf 120.000 euro
Voor bedienden die, na toepassing van de breuk “index maand van ontslag/index april
2011 (117,2)” minstens 120.000 euro verdienen, luidt de formule-Claeys 2011 als volgt:
(0,87* Anciënniteit) + (0,055* Leeftijd) – (0,0029*Brutojaarloon/1000) + 2,96 = maanden opzegging
Voor lonen die beduidend hoger zijn dan 120.000 euro steunt de formule-Claeys op relatief weinig informatie, aangezien er niet veel dergelijke zaken voor de arbeidsrechtbanken worden uitgevochten. Zij is hiervoor dan ook niet bruikbaar. In ieder geval heeft de corporate governance wet van 6 april 2010 de beëindigingvergoedingen van leden van het uitvoerend management van Belgische beursgenoteerde bedrijven in de regel beperkt tot 12 maanden (of 18 maanden mits positief advies van het remuneratiecomité).
Verschillen in de toegekende opzegging naargelang van de regio?
Zijn er beduidend andere opzeggingstermijnen waar te nemen naargelang de plaats waar de rechtbank of het hof gelegen is? Over het algemeen zijn de verschillen relatief beperkt. Neem een bediende van 45 jaar met een anciënniteit van ruim 10 jaar en een bruto jaarloon van 57.200 euro.
De formule-Claeys 2011, die wordt gevormd op basis van de rechtspraak van over het ganse land, geeft een resultaat van 11,75 maanden opzegging. Weliswaar schommelt de opzeggingstermijn naargelang de arbeidsrechtbank of het hof die uitspraak doet.
De techniek van de lineaire regressie werd toegepast op de opzeggingstermijnen per arrondissement, weliswaar enkel voor deze arrondissementen waar in 2010 voldoende bruikbare uitspraken waren.
Bovenstaand voorbeeld leidt tot de volgende opzeggingstermijnen:
– Turnhout: 12,42 maanden
– Mechelen: 12,36 maanden
– Hasselt: 12,32 maanden
– Antwerpen: 12,28 maanden
– Charleroi: 12,18 maanden
– Bergen: 12,14 maanden
– Brussel Franstalige kamers: 11,87 maanden
– Kortrijk: 11,74 maanden
– Namen: 11,72 maanden
– Brussel Nederlandstalige kamers: 11,55 maanden
– Luik: 11,53 maanden
– Gent: 11,50 maanden
– Nijvel: 11,37 maanden
– Dendermonde:11,05 maanden
– Brugge: 10,98 maanden
– Leuven: 10,96 maanden
– Tongeren: 10,82 maanden.
Dit betekent dat voor eenzelfde geval er een verschil van 1,6 maanden waarneembaar is naargelang van de plaats waar de zaak wordt behandeld. Dit hoeft op zich niet abnormaal te zijn, aangezien de kans om spoedig een gelijkwaardige betrekking te vinden, kan variëren van regio tot regio. Anderzijds voelt men aan dat een duidelijke en uniforme regeling voor de berekening van de opzeggingstermijn te verkiezen is boven een systeem dat aanleiding geeft tot regionale verschillen.
Invloed van knelpuntberoepen op de opzeggingstermijn
Op een totaal van 643 uitspraken zijn er slechts 23 die gewag maken van het feit dat de bediende een knelpuntberoep uitoefende. Door het feit dat er een tekort is aan personen in deze beroepen, zou men mogen aannemen dat de toegekende opzeggingstermijn voor deze personen korter is. Het is voor hen immers eenvoudiger om een gelijkwaardige nieuwe tewerkstelling te vinden, wat het criterium is dat de rechtbanken volgens het Hof van Cassatie zouden moeten hanteren voor de begroting van de passende opzegging.
Analyse van deze 23 uitspraken leert dat de rechters het gegeven van een bediende met een knelpuntberoep verschillend benaderen. Voor de ene magistraat is dit een reden op de opzeggingstermijn te beperken vermits de ontslagen bediende naar alle waarschijnlijkheid snel een nieuwe job zal hebben. Voor andere magistraten daarentegen moet met het criterium van het knelpuntberoep geen rekening worden gehouden voor de bepaling van de opzeggingstermijn.
De formule-Claeys in het licht van de wijzigingen in het ontslagrecht
Op 1 januari 2012 treden nieuwe opzeggingstermijnen in werking, zoals bepaald door de wet van 12 april 2011 (die het ontwerp van interprofessioneel akkoord uitvoert). Voor de hogere bedienden voorziet deze wet in een vaste opzeggingstermijn uitgedrukt in een aantal kalenderdagen, berekend op basis van hun anciënniteit.
Deze opzeggingstermijnen zijn weliswaar enkel van toepassing op de werknemers die een arbeidsovereenkomst sluiten vanaf 1 januari 2012. Gezien de duidelijke berekeningswijze in de nieuwe wet, vervalt – althans voor de nieuwe arbeidsovereenkomsten – de nood aan een statistische formule.
Anderzijds betekent dit dat op alle arbeidsovereenkomsten die gesloten zijn voor 1 januari 2012, de huidige regels van toepassing blijven, ongeacht wanneer de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd. De formule-Claeys is dus niet afgeschreven vanaf 1 januari 2012. Wel integendeel, in het onderzochte staal van de rechtspraak van 2010, bedroeg de langste anciënniteit 40 jaar. Als vandaag een bediende wordt aangenomen die zo’n lange anciënniteit opbouwt, zou de formule-Claeys in 2052 nog steeds van nut zijn.
Maar het ontslagrecht zit in woelige wateren. Nu het Grondwettelijk hof op 7 juli 2011 besliste dat de gelijkheid tussen arbeiders en bedienden gerealiseerd moet worden binnen de twee jaar, is de wet van 12 april 2011 wellicht een kort leven beschoren. Het is dan ook koffiedik kijken naar de wijze waarop opzeggingstermijnen na juli 2013 berekend zullen worden.
Bron: Claeys & Engels