Dit is een voorbeeld van ‘incidenties op en naar het werk’ waarvoor een gewaarborgd dagloon moet uitbetaald worden.
De Wet van 3 juli 1978, artikel 27, geeft drie omstandigheden aan waarin de werkgever het loon van een werknemer moet uitbetalen wanneer die buiten zijn eigen wil niet of laattijdig aan zijn dagtaak begint, hoewel hij op het ogenblik dat hij zich naar het werk bevindt arbeidsgeschikt is. Een eerste geldige reden voor afwezigheid is intussen door nieuwe wetgeving achterhaald: ‘de onmogelijkheid om te komen werken omdat men zijn kiesplicht moet vervullen en geen gevolmachtigde vond om de stemming uit te voeren’. Sinds een wetswijziging van 7 maart 2002 kan elke kiezer gemachtigd worden om bij volmacht te stemmen. Men moet niet langer een familielid zijn van degene die zijn stem niet kan uitbrengen. Het is dus nogal ongeloofwaardig dat de kiesgerechtigde niemand vond om zijn stem uit te brengen.
Een tweede reden van belet is ‘de onmogelijkheid om de arbeid te beginnen of voort te zetten’. Arbeidsongeschiktheid bij aanvang van het werk of een technische storing in of buiten de onderneming zijn typische voorbeelden.
Het helpen van een kind in nood behoort tot categorie 3 van geldige redenen om bij werkverlet loon door te betalen: ‘de incidenties op en naar het werk’. De werknemer die zich normaal naar het werk begeeft en die met vertraging of niet op de plaats van het werk aankomt, heeft recht op gewaarborgd dagloon op voorwaarde dat die vertraging of afwezigheid te wijten is aan een oorzaak die hem overkomen is op de weg naar het werk en onafhankelijk van zijn wil. Een kind in nood helpen is geen kwestie van vrije keuze maar van burgerplicht. Misschien maar normaal ook…