De arbeidsrechtbank van Brussel moest zich recent buigen over een zaak waarbij een werkgever deze voorwaarde uit het oog was verloren. De werkgever wilde een werknemer een opzeggingstermijn laten presteren en had tijdens het ontslaggesprek de opzeggingsbrief overhandigd aan deze werknemer. Deze laatste had de brief “voor ontvangst” ondertekend.
Enkele dagen later stelde de werknemer evenwel vast dat hij de opzeggingsbrief nog niet per aangetekende post had ontvangen. Daarop stelde hij de werkgever in gebreke om het bewijs van aangetekende zending te bezorgen. Omdat de werkgever dit niet kon bezorgen, beriep de werknemer zich op de nietigheid van de opzegging en stelde hij dat zijn arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang was beëindigd. De werknemer startte een procedure voor de arbeidsrechtbank en vorderde de betaling van een opzeggingsvergoeding en de procedurekosten.
Ontslag zelf wel geldig
Aangezien de opzeggingsbrief alleen aan de werknemer werd overhandigd en de brief niet tegelijkertijd per aangetekende post of gerechtsdeurwaardersexploot bezorgd werd, bevestigde de arbeidsrechtbank de absolute nietigheid van de opzegging.
Verder bevestigde de arbeidsrechtbank dat de nietigheid van de opzegging geen invloed heeft op de geldigheid van het ontslag als dusdanig. Een ontslag (met onmiddellijke ingang) is immers aan geen enkele vormvoorwaarde onderworpen en het ontslag werd dan ook geldig doorgevoerd. Bij gebreke aan een geldige termijn vond het ontslag met onmiddellijke ingang plaats (ook al vermeldde de opzeggingsbrief een latere datum).
Na de eerste ingebrekestelling door de werknemer, had de vennootschap nog geprobeerd om deze nietigheid recht te zetten door de opzeggingsbrief – enkele dagen na de overhandiging aan de werknemer – alsnog aangetekend te versturen. Dit was echter tevergeefs, aangezien de arbeidsovereenkomst reeds een einde had genomen als gevolg van de nietige opzegging en de werknemer zich hierop tijdig had beroepen.
Opzeggingsvergoeding en procedurekosten
Uit het feit dat de werknemer daags na het ontslag had laten weten aan de werkgever dat hij arbeidsongeschikt was wegens ziekte, kon volgens de arbeidsrechtbank niet worden afgeleid dat de werknemer afstand zou hebben gedaan van zijn recht om zich te beroepen op het ontslag met onmiddellijke ingang. Op dat ogenblik kon de werknemer immers nog niet weten dat de vennootschap had nagelaten om de opzeggingsbrief aangetekend te versturen. Drie werkdagen later kon de werknemer dat pas zeker weten.
Aangezien er geen sprake was van een geldige opzeggingstermijn en de arbeidsovereenkomst dus met onmiddellijk ingang beëindigd werd, moest de werkgever een opzeggingsvergoeding en de procedurekosten betalen aan de werknemer.
We vermelden dit vonnis om één van de basisprincipes in het Belgisch ontslagrecht nog eens extra in de verf te zetten. Wanneer je wil dat een werknemer een opzeggingstermijn presteert in de plaats van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen en een opzeggingsvergoeding te moeten betalen, is het onontbeerlijk om de opzeggingsbrief effectief aangetekend te versturen of hiervoor een gerechtsdeurwaarder in te schakelen. Verder moet je er als werkgever ook over waken dat de opzeggingsbrief zowel de duurtijd als de aanvangsdatum van de opzeggingstermijn vermeldt. Verlies deze – op het eerste gezicht vanzelfsprekende – formaliteiten niet uit het oog.
Arbeidsrechtbank van Brussel, 30 mei 2017, AR 16/1603/A, onuitg.
Auteur: Dries Faingnaert (Claeys & Engels)