De assistente meende dat de apotheker de mondeling tot stand gekomen arbeidsovereenkomst onrechtmatig had beëindigd en vorderde betaling van een opzegvergoeding. De apotheker argumenteerde beurt dat de assistente had deelgenomen aan een test, die had uitgewezen dat zij niet de geschikte kandidaat was. Bij gebrek aan wilsovereenstemming over de wezenlijke bestanddelen van de arbeidsovereenkomst, was nooit een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen, zodat deze uiteraard niet op onregelmatige wijze verbroken werd.
Het arbeidshof veegde de stelling als zou het om een test gegaan zijn van tafel. Om uit te maken of werkelijk sprake is van een test – zo stelt het arbeidshof – moeten drie factoren aanwezig zijn. Het moet vooreerst gaan om een taak waarvan de arbeidsproductiviteit onzeker is en niet om een rendabele taak voor de onderneming. De kandidaat mag met andere woorden niet ingeschakeld worden in het arbeidsproces met het oog op het verrichten van winstgevende taken. De test moet daarnaast onbezoldigd zijn en moet tot slot een duur hebben die niet langer is dan nodig om de bekwaamheid van de kandidaat te beoordelen.
Deze voorwaarden waren volgens het arbeidshof niet vervuld. De assistente werd ingeschakeld in het dagelijks apotheekgebeuren (bestelde klanten, bezorgde geneesmiddelen…), werd hiervoor vergoed en was bovendien langer actief als nodig om zich een beeld te vormen van haar bekwaamheid, temeer daar zij over een diploma van apotheekassistente beschikte en een aanzienlijke ervaring had. Het arbeidshof oordeelde om die reden dat partijen mondeling een arbeidsovereenkomst tot stand hadden gebracht, die onregelmatig door de apotheker werd beëindigd, zodat een opzegvergoeding verschuldigd was.
De werkgevers die kandidaten aan een praktijktest onderwerpen moeten dan ook voorzichtig zijn: de test mag niet opgelegd worden met een winstgevend oogmerk, moet onbezoldigd en beperkt in duur zijn.