Tijdens de sociale verkiezingen van 2016 werd een arbeider van de nv verkozen als personeelsafgevaardigde in het comité voor preventie en bescherming op het werk en als plaatsvervangend personeelsafgevaardigde in de ondernemingsraad. Dit maakte van hem een beschermde werknemer in de zin van de Bijzondere Ontslagregelingswet van 19 maart 1991.
Net zoals voorgaande jaren meldde de werknemer zich in het voorjaar van 2017 arbeidsongeschikt voor een periode van 2 weken. De nv werd achterdochtig en liet de werknemer tijdens zijn periode van arbeidsongeschiktheid volgen door een privédetective. Al snel stelde deze laatste vast dat de werknemer werkte voor een tuinaannemer. De nv liet dit eveneens vaststellen door een gerechtsdeurwaarder. Op basis van deze vaststellingen startte de werkgever de ontslagprocedure overeenkomstig de wet van 19 maart 1991.
Privédetectiveverslag: in se onrechtmatig bewijs?
Het privédetectiveverslag kon volgens het arbeidshof om diverse redenen niet aanvaard worden als bewijsmiddel van de feiten:
- De privédetective had de vaststellingen gedaan vanop de openbare weg, terwijl de beschermde werknemer zich op privéterrein bevond, wat een inbreuk op de privédetectivewetgeving inhoudt.
- De werknemer werd niet geïnformeerd over de verwerking van zijn persoonsgegevens en de nv bewees de finaliteit, proportionaliteit en legaliteit van een dergelijke inperking op het recht op privacy niet, wat een inbreuk op de privacywetgeving inhoudt.
Aangezien de rechtspraak voorheen al aanvaardde dat een privédetectiveverslag een onrechtmatig verkregen bewijs kon uitmaken, stelt het arbeidshof hier dat het om een in se onrechtmatig bewijs gaat. In tegenstelling tot onrechtmatig verkregen bewijs, dient dergelijk bewijs steeds uit de debatten geweerd te worden.
De Antigoon-toets kan dan geen soelaas bieden. Deze toets houdt in dat men het onrechtmatig verkregen bewijs nog in rechte zou mogen gebruiken indien de betrouwbaarheid ervan niet is aangetast, het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komt en het geen schending van een op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde inhoudt.
Het arbeidshof gaat nog een stap verder en stelt dat zelfs indien het zou gaan om een onrechtmatig verkregen bewijsmiddel, het nog steeds niet in aanmerking genomen kan worden, aangezien het de Antigoon-toets niet zou doorstaan wegens twijfel aan de betrouwbaarheid van het verslag.
Vaststelling gerechtsdeurwaarder: in se onrechtmatig bewijs?
Opmerkelijk is bovendien dat het arbeidshof ook met betrekking tot het proces-verbaal van de gerechtsdeurwaarder deze redenering aanhoudt en dit terwijl een gerechtsdeurwaarder zijn opdracht vervult als openbaar ambtenaar. De gerechtsdeurwaarder beging immers dezelfde inbreuk op de privacywetgeving als de privédetective, dit maakt – volgens het arbeidshof – het bewijsmiddel in se onrechtmatig. Het proces-verbaal kon bijgevolg niet als bewijsmiddel worden aangewend.
In casu besliste het arbeidshof dat er niet bewezen was dat de beschermde werknemer een verwijtbare tekortkoming begaan had die van dien aard was om een ontslag om dringende reden te verantwoorden.
Belang
Het arbeidshof stelt dus dat beide vaststellingen als onrechtmatig dienen te worden beschouwd, vermits ze gepaard gingen met de miskenning van een grondrecht, namelijk het recht op privéleven. Hoewel dit arrest voor kritiek vatbaar is, is het niet ondenkbaar dat andere arbeidsgerechten hier navolging aan zullen geven, zeker in het licht van de GDPR. De GDPR (die in werking treedt op 25 mei 2018) legt immers strengere informatieverplichtingen op ten aanzien van degene die het voorwerp uitmaakt van de verwerking van persoonsgegevens. Wordt vervolgd…
Arbeidshof van Antwerpen, 19 juli 2017, AR 2017/AH/120
Auteur: Inne Nys (Claeys & Engels)