Dominant is deze sector dus niet. Maar door de voortschrijdende technologisering en flexibiliteitsdrang zou de platformeconomie een grotere plaats kunnen innemen. De vraag is of dit maatschappelijk wenselijk is. Uit onderzoeken en studies van vakbonden blijkt dat er toch heel wat deficiënties zitten in de bestaande werkingen van de diverse platformen. Ook de recente studie ‘Platformisering en kwaliteit van werk’ van het Nederlands Sociaal-Cultureel Planbureau wijst op heel wat risico’s en onzekerheden die gepaard gaan met de platformeconomie.
Zo is er de discussie over het statuut van platformwerkers. Zijn ze werknemers in dienst van het platform of zelfstandigen of nog iets aparts? Die discussie leidt tot rechtszaken in verscheidene Europese landen en de werknemershypothese lijkt de overhand te halen. Toch blijft de onduidelijkheid over het statuut van platformwerkers bestaan zolang er geen passend wettelijk kader is.
“Enkel sommige aspecten zoals de fietsende maaltijdbezorgers zijn voor de buitenwereld zichtbaar, terwijl de meeste aspecten onder de oppervlakte, onder de waterlijn blijven zoals de werkverdeling, het verdienmodel, de arbeidsomstandigheden en de beloning van de platformwerkers.”
Fons Leroy, arbeidsmarktdeskundige (© Michiel Devijver)
Aan de platformeconomie lijken toch ook heel wat voordelen verbonden zoals de mogelijkheid om werk en privé beter te regelen, lagere toetredingsvoorwaarden (geen diploma-fetisjisme), meer inclusie-mogelijkheden voor kansengroepen, meer autonomie in het werk en betere digitale vaardigheden. Het blijkt evenwel voornamelijk over gepercipieerde ‘benefits’ te gaan en niet over reële, behalve voor een minderheid van hooggeschoolde kenniswerkers. De werkdruk is hoog, er is een grote mate van werkonzekerheid, de toebedeling van opdrachten gebeurt zelden transparant, er wordt vaak een grote flexibiliteit verwacht waardoor het evenwicht werk-privé verstoord wordt, de beloning ligt op een laag niveau, de doorgroeimogelijkheden zijn beperkt en opleiding en loopbaanontwikkeling staan niet in het woordenboek van deze platformen. Bovendien is het een echt Tayloristische vorm van werkorganisatie, heel taakgericht en taakspecifiek, zoals alleen al blijkt uit de naam van het Amazon-platform ‘Mechanical Turk’. Taakverrijking, jobrotatie, jobcarving, zijn niet aan de orde. De sociale aspecten verbonden aan arbeid zijn eveneens grotendeels afwezig: contacten met collega’s, teamoverleg, informele babbels in de koffiehoek… Ook ‘duurzaamheid’ in al zijn aspecten vind je nauwelijks of niet terug in het beleid van de betrokken platformen. Dat veroorzaakt een mogelijks neerwaartse druk op de gehele economie, omdat er geen eerlijk speelveld is.
De platformeconomie doet dus haar naam geen eer aan. Een platform is immers een verhoog en wat er op dat verhoog gebeurt, is voor iedereen duidelijk zichtbaar. Maar hier is het eerder een souterrain waarbij enkel sommige aspecten zoals de fietsende maaltijdbezorgers voor de buitenwereld zichtbaar zijn, terwijl de meeste aspecten onder de oppervlakte, onder de waterlijn blijven zoals de werkverdeling, het verdienmodel, de arbeidsomstandigheden en de beloning van de platformwerkers.
Willen we deze souterraineconomie een echte, zichtbare en geïntegreerde plaats geven in ons economisch bestel, dan moeten we zorgen dat elementaire spelregels ook op deze economische sector van toepassing zijn. Het gaat hier over regels die het statuut, de loon- en arbeidsvoorwaarden, de sociale bescherming, de opleiding- en loopbaanmogelijkheden, de sociale dialoog enzovoort bepalen voor de betrokken platformwerkers, maar evenzeer regels die duurzame productie en dienstverlening aanmoedigen en die de transparantie van de algoritmes inzake werkverdeling waarborgen. Zo wordt een eerlijk speelveld gegarandeerd, niet alleen in de relatie tussen platformbedrijven en klassieke bedrijven, maar ook tussen platformwerkers en reguliere werkers. De platformeconomie treedt dan uit de kelderverdieping van de economie en doet eindelijk haar naam eer aan.