Het Hof van Cassatie stelde in dit arrest dat de rechter onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal enkel kan weren wanneer de bewijsverkrijging is aangetast door een gebrek waardoor de betrouwbaarheid ervan wegvalt of waardoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht. Voor de arbeidsrechtbanken en arbeidshoven betekent dit dat onrechtmatig verkregen bewijs niet langer automatisch buiten beschouwing wordt gelaten.
Kleedkastje geopend
In een recent arrest van het arbeidshof van Brussel diende het hof te oordelen over bewijsmateriaal dat werd verkregen met miskenning van het recht op privacy van de werknemer. De zaak ging over een directeur die, vergezeld van een vakbondsafgevaardigde, het kleedkastje van een schoonmaakster heeft opengebroken, buiten haar medeweten en dus ook zonder haar aanwezigheid. Daarin troffen ze goederen aan die toebehoorden aan de onderneming. Ingelicht over deze vaststelling, bekende de werkneemster dat ze de goederen daar inderdaad had gelegd.
Het arbeidshof van Brussel oordeelde dat deze vaststellingen onwettig waren wegens schending van het recht op privacy van de werknemer. Daarbij heeft het arbeidshof het legitieme belang van de werkgever om een onderzoek in te stellen naar de verdwijning van goederen afgewogen tegen het recht van de werknemer op de eerbiediging van haar privéleven. Het hof besloot dat de geviseerde controle disproportioneel was. De werkgever had immers aan de werknemer kunnen vragen om zelf haar kleedkastje te openen, in aanwezigheid van getuigen.
‘Redelijke verwachtingen’
Bovendien gebruikte het arbeidshof, op geheel nieuwe wijze, het criterium van de ‘redelijke verwachtingen’, dat ontwikkeld werd door het Hof van Cassatie in 2008. Het arbeidshof hield in dit opzicht rekening met het feit dat de werknemer, die beschikte over een kleedkastje dat op slot was en hiervan als enige beschikte over een sleutel, redelijkerwijze kon verwachten dat niemand hier toegang toe zou hebben.
Niettemin kan een onwettig bewijs volgens bovenvermelde Cassatierechtspraak in bepaalde gevallen toch toegelaten worden, voor zover de onwettigheid (wegens miskenning van het recht op privacy) de geloofwaardigheid van het bewijs of het recht op een eerlijk proces niet aantast. Het arbeidshof meende in casu dat de geloofwaardigheid van het bewijs (hetzij de verklaringen van de directeur en de vakbondsafgevaardigde die dateren van enkele jaren na de feiten, alsook de bekentenis van de werkneemster na de confrontatie) wel degelijk was aangetast. Bijgevolg verwierp het hof de getuigenverklaringen, evenals de bekentenissen van de werknemer, die ze onregelmatig achtte, aangezien ze verkregen werden op ongeoorloofde manier.
Het arbeidshof kwam dan ook tot de conclusie dat de werkgever geen enkele reden voor het ontslag naar voren had bracht, waardoor deze aan de werkneemster een vergoeding wegens willekeurig ontslag diende te betalen.
Arbeidshof van Brussel, 2 mei 2011, AR 2009/AB/52260, onuitg.